Collectieve actie door vakbonden, namens…?

De representativiteit van vakverenigingen wordt steeds vaker ter discussie gesteld. Namens wie onderhandelen vakbonden eigenlijk nog over CAO’s, wie vertegenwoordigen zij als zij dreigen met stakingen? Als een bedrijf nog vakbondsleden onder haar werknemers heeft, dan zijn zij oud, blank en man, heet het dan.

In een zaak waarin het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onlangs uitspraak deed, ging het om loonsverhogingen voor werknemers van zelfstandige Hema-vestigingen. De werkgevers waren niet meer aan een CAO gebonden en hadden in verband met het uitblijven van een nieuwe CAO tot twee keer toe de salarissen van de werknemers eenzijdig verhoogd. Zij hadden daarbij wel de voorwaarde gesteld, dat zij deze vrijwillige loonsverhoging eenzijdig zouden kunnen intrekken, zodra er overeenstemming zou zijn over een nieuwe CAO. De eerste keer kwam er een nieuwe CAO die de werkgevers het recht gaf om de vrijwillige loonsverhoging te verrekenen met de CAO-verhogingen. Die CAO liep af en de geschiedenis herhaalde zich. De werkgevers verhoogden de salarissen weer eenzijdig en vervolgens kwam er opnieuw een nieuwe CAO. Echter, ditmaal kende die de verrekeningsmogelijkheid niet. De werkgevers verhoogden de lonen niet verder dan zij al hadden gedaan. De vakbonden vorderden dat de CAO-loonsverhoging alsnog werd toegekend, bovenop de vrijwillige verhoging.

De werkgeversvereniging speelde de kaart van de representativiteit: zij stelde dat de bonden niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat zich onder hun leden geen werknemers bevonden die naast de vrijwillige loonsverhoging ook aanspraak maakten op de CAO-verhoging. Op grond van eerdere rechtspraak van de Hoge Raad leek dat verweer weinig kansrijk. Echter, het hof ging er een eind in mee. Het stelde nog wel tot uitgangspunt dat een vakbond een eigen recht heeft om als contractspartij nakoming van een met een werkgever gesloten CAO te vorderen. Daarvoor is dus niet nodig dat wordt onderzocht namens welke werknemers die vordering wordt ingesteld. Maar voor toewijzing van de vordering van de bonden, aldus het hof, moeten de werknemers wel daadwerkelijk aanspraak maken op hun uit de CAO voortvloeiende rechten. Als dus in deze zaak geen enkele werknemer aanspraak heeft gemaakt op de CAO-loonsverhoging, zal de vordering van de vakbonden worden afgewezen. De vakbonden mogen nu bewijzen dat die werknemers er zijn. Het hof neemt dus niet als vanzelfsprekend aan dat de bonden de vordering namens “de” werknemers mogen instellen. Zij zullen eerst moeten aantonen dat zij daadwerkelijk optreden namens werknemers die de loonsverhoging claimen. Vakbonden en representativiteit, het blijft schuren.