Wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod naar Tweede Kamer

5 september 2014 – Het Wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod is op 1 september jl. bij de Tweede Kamer ingediend. Op grond van dit wetsvoorstel mag een malafide bestuurder straks maximaal vijf jaar geen rechtspersoon meer besturen als de rechter het civielrechtelijk bestuursverbod heeft opgelegd. Deze maatregel is onderdeel van het wetgevingsprogramma “Herijking Faillissementsrecht” en is gericht op een effectievere bestrijding van faillissementsfraude.

Inhoud wetsvoorstel
Voorstel is om in de Faillissementswet (FW) na artikel 106 de nieuwe artikelen 106a tot en met 106e toe te voegen. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om bestuurders die zich bezighouden met faillissementsfraude of die zich schuldig hebben gemaakt aan wanbeheer in de aanloop naar een faillissement langs civielrechtelijke weg een bestuursverbod op te leggen. Hiermee wordt voorkomen dat malafide bestuurders hun activiteiten kunnen blijven voortzetten door hun frauduleuze activiteiten te maskeren met een web van rechtspersonen of door steeds nieuwe ondernemingen op te richten en deze vervolgens failliet te laten gaan. Een bestuurder aan wie een civielrechtelijk bestuursverbod is opgelegd, kan maximaal vijf jaar niet tot bestuurder of commissaris van een bedrijf worden benoemd. Bovendien kunnen andere bestaande bestuursfuncties niet langer worden uitgeoefend. Een benoeming tot bestuurder of commissaris in weerwil van een onherroepelijk opgelegd bestuursverbod is nietig (art. 106b lid 1 Fw).

Het laakbare gedrag van de bestuurder moet zich hebben voorgedaan tijdens of binnen drie jaar voorafgaand aan het faillissement van het bedrijf dat door die bestuurder werd geleid (art. 106a lid 1 Fw). Een bestuurder moet een bijzonder verwijt treffen om een bestuursverbod opgelegd te krjigen. Daartoe behoort onder meer de vaststelling van aansprakelijkheid wegens wanbeleid dat tot een faillissement heeft geleid, het doelbewust benadelen van schuldeisers door vlak voor een faillissement bedrijfsvermogen weg te sluizen of voor zelfverrijking aan te wenden.

Beoogd is om aan het wetsvoorstel een breder bereik te geven dan de enkele bestrijding van faillissementsfraude: het gaat ook om de bestrijding van aperte onregelmatigheden in of rondom faillissement, zoals ernstige tegenwerking van de curator, als sprake is van repeterende faillissementen (:indien een bestuurder in drie jaar tijd bij drie of meer faillissementen betrokken is geweest) en de benadeling van crediteuren voorafgaand aan een faillissement.

Rol curator en OM
Een bestuursverbod kan worden gevorderd door de curator in een faillissement of door het Openbaar Ministerie. De primaire taak van de curator op grond van de Faillissementswet is het beheer en de vereffening van de failliete boedel in het belang van de schuldeisers van de failliete onderneming. Aldus betekent het wetsvoorstel een extra taak voor de curator. Anno 2014 acht de regering een dergelijke verbreding van de taken van de curator ten bate van faillissementsfraudebestrijding en het tegengaan van onregelmatigheden in en rondom een faillissement vanuit rechtspolitieke overwegingen voor de hand liggend. Dit omdat de curator degene is die als eerste en daarmee beste kan beoordelen of er al dan niet sprake is of kan zijn van een frauduleus faillissement.

De Raad van State heeft in zijn advies van 24 januari 2014 omtrent het wetsvoorstel opgemerkt dat deze nieuwe taak van de curator kan conflicteren met het belang van de schuldeisers, nu onder meer de kosten van een vordering van een bestuursverbod ten laste komen van de boedel. Volgens de regering wordt het risico van potentieel conflicterende belangen echter ondervangen door het toezicht van de rechter-commissaris op de curator. Het is de taak van de rechter-commissaris en de rechtbank om het beleid van de curator in volle omvang te toetsen. Daarnaast hebben schuldeisers er belang bij dat malafide bestuurders een tijdelijk bestuursverbod kunnen krijgen. Van het bestuursverbod kan een opschonende en preventieve werking uitgaan en dit draagt bovendien bij aan een eerlijk handelsklimaat en de bestrijding van toekomstige faillissementsfraude door dezelfde bestuurder, aldus de regering.

Beoordeling door de rechter
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State heeft de regering in de toelichting bij het wetsvoorstel verduidelijkt welke criteria de rechter moet hanteren bij de beantwoording van de vraag of een bestuursverbod gerechtvaardigd kan zijn. De rechter dient rekening te houden met alle omstandigheden van het concrete geval. Factoren die de rechter kan meewegen bij zijn besluit om al dan niet een bestuursverbod op te leggen, of om de duur ervan te bepalen, zijn bijvoorbeeld de aard van de gedragingen die aanleiding hebben gevormd voor vaststelling van de bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:138/248 BW), de wijze waarop en de mate waarin de crediteuren zijn benadeeld, de vraag of er al dan niet al sprake is van een nog lopend bestuursverbod als gevolg van een ontslag van een stichtingsbestuurder op last van de rechter (art. 2:298 lid 3 BW), de duur van een eventuele schorsing gedurende het geding (art. 106c lid 4 en 5 Fw), de wijze waarop, de regelmaat waarmee en de mate waarin de inlichtingen- en medewerkingsverplichtingen jegens de curator zijn geschonden, en de ernst van de sociale, economische en/of maatschappelijke gevolgen van repeterende faillissementen.

De desbetreffende bestuurder of commissaris kan ook door rechtbank worden geschorst, waarbij zo nodig kan worden voorzien in de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen (106c lid 4 FW).Dit heeft te gelden voor ten hoogste de duur van het geding.

Registratie in Handelsregister KvK
Conform het wetsvoorstel moet de rechtbank of hof de onherroepelijke uitspraak waarin een bestuursverbod is opgelegd aan de Kamer van Koophandel aanbieden, die direct tot uitschrijving van de betrokken bestuurder uit het Handelsregister overgaat (art. 106b lid 3 Fw). Tevens wordt het bestuursverbod, voor de duur waarvoor het is opgelegd, geregistreerd bij het Handelsregister. De registratie zal dan ook per definitie tijdelijk zijn. Ook de schorsing of de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen wordt ingeschreven in het Handelsregister (art. 106c lid 6 Fw). De regering acht transparantie een belangrijke waarborg voor een effectieve handhaving van het bestuursverbod en vindt registratie van opgelegde bestuursverboden daarom van groot belang. Als bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel en de notaris kunnen weten wie voor hoe lang een bestuursverbod heeft opgelegd gekregen, kan worden voorkomen dat iemand met iemand met een bestuursverbod zich weer met een nieuw bedrijf of als bestuurder bij een ander bedrijf laat inschrijven.

Vervolg
Het wetsvoorstel is nu bij de Tweede Kamer ingediend. Dit betekent dat het wetsvoorstel nog kan worden gewijzigd. Mocht het wetsvoorstel uiteindelijk door de Tweede Kamer worden aangenomen, dan zal het daarna ook nog door de Eerste Kamer moeten. Voorlopig geldt de nieuwe regeling dan ook nog niet. Op dit moment is de verwachting dat de mogelijkheid van het opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod zal ingaan per 1 juli 2015.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp, neem dan op met Myrthe Leijenaar, 073 61 61 100.