Wet verplichte ggz

Uitspraken Wet verplichte ggz en Wet zorg en dwang

De eerste uitspraken in het kader van de Wet verplichte ggz en de Wet zorg en dwang zijn er. Dit levert handvatten voor de praktijk.

Ik licht er een oordeel van de Rechtbank Rotterdam uit. De rechtbank overwoog dat ingevolge artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) alleen beroep mogelijk is tegen de crisismaatregel zoals opgelegd door de burgemeester conform artikel 7:1 Wvggz en niet tegen de beslissing van de rechtbank tot voortzetting van de crisismaatregel. Artikel 7:8 ,vijfde lid, Wvggz sluit elke mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep tegen de voortzetting van de crisismaatregel uit. In deze kwestie (beroep tegen de voortzetting) leidde dat tot een niet-ontvankelijkheid.

Voorts wijs ik u op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg. In casu ging het om een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 WZD. Bij dat verzoek was een medische verklaring van een specialist ouderengeneeskunde gevoegd. Volgens de specialist ouderengeneeskunde had betrokkene last had van angst- en paniekaanvallen en was betrokkene gediagnosticeerd met de ziekte van Huntington. De advocaat van betrokkene bracht echter naar voren dat personen met de ziekte van Huntington vooralsnog niet binnen het bereik van de WZD maar van de Wvggz vallen. Hoewel de wetgever voornemens is de ziekte van Huntington met een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ‘gelijk te stellen’ met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking, waardoor personen met deze ziekte straks wel binnen het bereik van de WZD kunnen vallen, is de wetgever daar tot op heden niet toe over gegaan. Reden waarom, aldus de advocaat van de betrokkene, het verzoek moest worden afgewezen.

En hij kreeg gelijk. Volgens de rechtbank betekent het feit dat vooralsnog slechts sprake is van een voornemen tot gelijkstelling van de ziekte van Huntington in de zin van de WZD dat de WZD formeel gezien niet van toepassing is op betrokkene. Overigens had de specialist ouderengeneeskunde onvoldoende onderbouwd dat bij betrokkene sprake was van gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking. Betwist was bovendien dat in de thuissituatie sprake was van ernstig nadeel of een ernstig risico daarop.

De rechtbank wees het verzoek af.

Meer weten over de WZD of de Wvggz? Neem dan contact op met Sofie Steen of Jacqueline de Vries.

Het artikel is geschreven door Rolinka Wijne, medewerker Wetenschappelijk Bureau