Wet bestuur en toezicht

Vanaf 1 januari jl. is de Wet bestuur en toezicht in werking getreden. De wetgever beoogt met deze wet en de op 1 oktober 2012 in werking getreden Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (“Wet Flex-BV”) binnenlandse en buitenlandse ondernemers te interesseren voor een (Nederlandse) BV of NV. De oude wettelijke regeling werd in de praktijk namelijk als star en onnodig ingewikkeld ervaren.

Wet Flex-BV

Vanaf 1 oktober 2012 is het voor ondernemers makkelijker en goedkoper geworden om een BV op te richten. Het minimumkapitaal van € 18.000,00 is namelijk komen te vervallen. Ook de bankverklaring (bij storting in contanten) en de accountantsverklaring (bij storting in natura) zijn komen te vervallen. Om crediteuren beter te schermen zijn onder andere de regels met betrekking tot dividenduitkeringen aangepast. Daarnaast zijn enkele wetsbepalingen vervallen die in de praktijk als overbodig werden beschouwd. Een voorbeeld daarvan is het afschaffen van het steunverbod voor dochtervennootschappen ter verkrijging van aandelen in haar kapitaal (art. 2:207c BW).

Wet bestuur en toezicht

– one tier model

Waar de Wet Flex-BV zich richt op BV’s, richt de Wet bestuur en toezicht zich zowel op BV’s als NV’s. Het is vanaf 1 januari 2013 mogelijk om een BV of NV meer aan te laten sluiten bij het Anglo-Amerikaanse model. Dit model kent geen separaat toezichthoudend orgaan in de vorm van een Raad van Commissarissen, maar een orgaan waarin zowel uitvoerende als niet-uitvoerende (lees: toezichthoudende) bestuurders zijn verenigd. Dit model wordt daarom ook wel het “one tier model” genoemd. De uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders hebben elk verschillende taken. Indien wordt gekozen voor een “one tier model”, dient rekening te worden gehouden met een verhoogd risico op aansprakelijkheid voor niet-uitvoerende bestuurders. Een niet-uitvoerend bestuurder is namelijk anders dan een commissaris meer betrokken bij de dagelijkse gang van zaken en daarom mogelijk sneller aansprakelijk dan een commissaris. Een voorbeeld is het niet c.q. niet tijdig ingrijpen door een niet-uitvoerend bestuurder bij misslagen van een uitvoerend bestuurder.

– tegenstrijdig belang

Een ander aspect dat met de invoering van de Wet bestuur en toezicht gaat veranderen, ziet op de tegenstrijdig belang regeling. De oude wettelijke regeling bepaalde dat een bestuurder bij een direct of indirect tegenstrijdig belang de vennootschap niet mocht vertegenwoordigen. In de statuten kon dit tegenstrijdig belang echter worden weggeschreven zodat een bestuurder met een tegenstrijdig belang toch bevoegd was om de vennootschap te vertegenwoordigen. Indien dit niet was weggeschreven en een bestuurder een tegenstrijdig belang had, kon de vennootschap zich op het standpunt stellen dat zij niet gebonden was aan een overeenkomst die de bestuurder met een derde had gesloten. Het tegenstrijdig belang had met andere woorden externe werking.

Met de invoering van de Wet bestuur en toezicht dient een bestuurder met een tegenstrijdig belang de beraadslaging en besluitvorming aan andere bestuurders over te laten en bij gebreke daarvan aan de Algemene Vergadering of Raad van Commissarissen. Indien de bestuurder tevens enig aandeelhouder is – en er dus geen andere bestuurders, aandeelhouders of commissarissen zijn – kan het tegenstrijdig belang echter alsnog worden weggeschreven in de statuten.

Indien het tegenstrijdig belang niet is weggeschreven en de bestuurder toch de vennootschap vertegenwoordigt en een overeenkomst sluit, kan de vennootschap zich niet langer op het standpunt stellen dat zij niet gebonden is ten opzichte van een derde. Het tegenstrijdig belang heeft met andere woorden geen externe werking meer. De bestuurder heeft daarentegen wel een probleem ten opzichte van de vennootschap indien deze door het handelen van de bestuurder schade lijdt. De bestuurder kan namelijk door de vennootschap aansprakelijk worden gesteld.

– beperking aantal toezichthoudende functies

Met de invoering van de Wet bestuur en toezicht is er voor toezichthouders binnen grote ondernemingen een beperking ingevoerd. Er is sprake van een grote onderneming indien aan minimaal twee van de volgende criteria wordt voldaan:

a) de waarde van de activa bedraagt meer dan 17,5 miljoen euro;
b) de netto omzet bedraagt 35 miljoen euro per boekjaar;
c) binnen de onderneming werken gemiddeld 250 werknemers.

Een toezichthoudend persoon mag per 1 januari 2013 maximaal 5 toezichthoudende functies uitoefenen waarbij een voorzitterschap dubbel telt. Bovendien mag een persoon geen (uitvoerend) bestuurder zijn van een vennootschap wanneer hij/zij bij andere vennootschappen al 2 toezichthoudende functies uitoefent.

– balans man en vrouw

De Wet bestuur en toezicht beoogt tot slot de verhouding tussen mannen en vrouwen in toezichthoudende organen van grote ondernemingen te bevorderen. Minimaal 30% van een toezichthoudend orgaan dient te bestaan uit mannen en hetzelfde percentage uit vrouwen. Aan het niet voldoen van deze verdeling zijn echter geen sancties verbonden. Wel dient in het jaarverslag een nadere toelichting te worden gegeven.

Indien u meer informatie wenst te ontvangen over de Wet bestuur en toezicht en/of de Wet Flex-BV, neem dan contact op met mr. Délon Vielvoye

T: 040- 238 06 00
E: d.vielvoye@holla.nl
I: www.holla.nl