Wegbeheerder aansprakelijk voor scheurvorming in woning

Dit artikel is op 19 oktober 2022 gepubliceerd door VAST 2022 / B-032, Iris Cuijpers, e-ISSN 2667-307X, M.A.D.Lex. 

————

In dit blog bespreek ik een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt geoordeeld over de vraag of de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de scheurvorming in een woning. Het hof beantwoordt in dit arrest onder andere de vraag of de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:174 BW ertoe strekt om dergelijke schade te voorkomen.

Aansprakelijkheid van de wegbeheerder

De wegbeheerder is verantwoordelijk voor het weglichaam en de weguitrusting van de openbare weg en dient ervoor te zorgen dat de toestand van deze weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Deze risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder is neergelegd in artikel 6:174 BW. Voldoet de openbare weg in de gegeven omstandigheden niet aan de daaraan te stellen eisen en ontstaat als het gevolg van de slechte staat van het wegdek schade, dan is de wegbeheerder in beginsel gehouden om deze schade te vergoeden. Deze aansprakelijkheid is gebaseerd op de gebrekkige toestand van de weg. Daarnaast kan de wegbeheerder op grond van artikel 6:162 BW worden aangesproken wanneer sprake is van een schending van de zorgplicht van de wegbeheerder. Deze schuldaansprakelijkheid is derhalve gebaseerd op een handelen of nalaten van de wegbeheerder in kwestie.

In de rechtspraak doet zich veelal de situatie voor waarin een weggebruiker de wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW aanspreekt tot vergoeding van schade die is ontstaan als gevolg van een ongeval op de weg. De wegbeheerder is echter niet enkel voor dergelijke gevallen risicoaansprakelijk, maar ook voor het geval waarin als gevolg van de gebrekkige toestand van de weg schade aan een aan deze weg gelegen woning ontstaat. Het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 juli 2022 illustreert het vorenstaande. De schuldaansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW komt bovendien eveneens in dit arrest aan bod.

In de betreffende zaak lag aan het hof de vraag voor of de gemeente aansprakelijk is voor de scheurvorming die aan de woning van de schadelijdende partijen is ontstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning, die in eigendom toebehoort aan de schadelijdende partijen, scheurvorming is opgetreden en evenmin is in geschil dat deze scheurvorming in de loop van de tijd is verergerd. Wel twisten partijen over het antwoord op de vraag of de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor deze scheurvorming. De schadelijdende partijen vorderen een verklaring voor recht, inhoudende dat de gemeente aansprakelijk is voor de trillingsschade aan de woning zowel gebaseerd op de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:174 BW, als op de schuldaansprakelijkheid van artikel 6:162 BW. Zo zou sprake zijn van zaakschade als gevolg van gebreken in de toestand van de weg, die samenhangen met de verkeersfunctie van deze weg, en zou de gemeente haar zorgplicht als wegbeheerder hebben geschonden.

Risicoaansprakelijkheid ex artikel 6:174 BW

Allereerst staat het hof in het arrest stil bij beantwoording van de vraag of de in artikel 6:174 BW neergelegde maatstaven in casu toepassing vinden. De gemeente stelt zich namelijk op het standpunt dat artikel 6:174 BW geen toepassing kan vinden nu dit artikel beperkt dient te worden uitgelegd. Schade veroorzaakt door de toestand van de weg en weguitrusting aan zaken van anderen dan weggebruikers, zou volgens de gemeente niet onder het bereik van artikel 6:174 BW vallen. Het hof volgt de gemeente niet in deze uitleg nu noch uit de tekst, noch uit de strekking van de bepaling blijkt dat de aansprakelijkheid van artikel 6:174 BW slechts strekt ter bescherming van de veiligheid van weggebruikers en de zaken waarmee zij zich over de weg begeven en dat het ontstaan van zaakschade bij niet-weggebruikers niet onder het bereik van deze bepaling valt.

Geïntimeerden betogen dat de gemeente aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW nu de gebrekkige toestand van de weg heeft geleid tot de door hen geleden schade. Zo zou de kwaliteit van de weg onvoldoende zijn terwijl de gemeente niet of nauwelijks maatregelen ter voorkoming van schade treft. De weg is volgens de schadelijdende partijen niet geschikt voor zwaar vrachtverkeer, maar wordt desondanks structureel als doorgaande weg gebruikt door dergelijk verkeer. Daarbij zou dagelijks de wettelijk toegestane massa aan belasting worden overschreden. Een en ander heeft er volgens de schadelijdende partijen toe geleid dat de woning, welke op een dijk is gelegen, door het wegdek wordt weggedrukt. De schadelijdende partijen gronden deze stelling op rapporten die in opdracht van de gemeente werden opgesteld. Uit deze rapporten volgt onder andere dat de klinkers naast het asfalt duidelijk door scheve belasting zijn verplaatst/verzakt en dat er langs scheuren zijn in het asfalt, hetgeen duidt op instabiliteit. Het patroon van de scheurvorming van enkele dijkwoningen, waaronder die van de schadelijdende partijen, is dusdanig dat het lijkt alsof de woningen van de dijk afgedrukt worden.

Naar het oordeel van het hof volgt uit voorgenoemde rapporten dat de toestand van de weg (mede) de schade die aan het woonhuis van de schadelijdende partijen is opgetreden, heeft veroorzaakt. Geconcludeerd dient te worden dat de weg niet in een goede staat van onderhoud verkeerde waarbij de weg en de klinkerbestrating die direct naast de asfaltverharding ligt door het verkeer tegen de gevel van de woning van de schadelijdende partijen werd gedrukt. Het hof overweegt verder dat de gemeente de stelling, dat de belasting van de weg tijdens zware verkeerspassages de geleden schade (mede) heeft veroorzaakt, onvoldoende heeft weersproken. Het hof neemt als vaststaand aan dat de weg gebrekkig is en een gevaar voor zaken oplevert, welk gevaar zich in dit geval heeft verwezenlijkt. Daarbij heeft de gemeente volgens het hof niet voldoende (tijdig en) adequate maatregelen getroffen ter voorkoming van de schade (dan wel verergering daarvan). Een en ander terwijl de gemeente na kennisname van de bevindingen uit de rapporten ermee bekend was dat de toestand van de weg en de belasting ervan door (zwaar vracht-)verkeer mede de door de schadelijdende partijen geleden schade heeft veroorzaakt. Deze laatste overweging van het hof is geheel ten overvloede nu voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW niet is vereist dat de wegbeheerder bekend is met de gebrekkige toestand van de weg en het gevaar dat dit kan opleveren.

Schuldaansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW

Voornoemde bekendheid met het gevaar aan de zijde van de gemeente speelt daarentegen wel een belangrijke rol in het kader van de schuldaansprakelijkheid van artikel 6:162 BW. Deze bekendheid maakt zodoende dat het hof tot het oordeel komt dat de gemeente niet enkel risicoaansprakelijk, maar tevens schuldaansprakelijk is. Ondanks dat bij de gemeente op enig moment bekend was dat het wegdrukken van de klinkerbestrating tegen de gevel van de woning de door de schadelijdende partijen geleden schade mede heeft veroorzaakt, is niet gebleken dat de gemeente zich voldoende (tijdig) heeft ingespannen om de schade aan de woning van de schadelijdende partijen als gevolg van de haar bekende gebrekkige weginrichting en verkeerstrillingen te voorkomen. De gemeente heeft door het niet treffen van tijdige en adequate maatregelen ter voorkoming van de schade (en/of verergering daarvan), volgens het hof gehandeld in strijd met haar zorgplicht als wegbeheerder en is zodoende eveneens op grond van artikel 6:162 BW gehouden om de geleden schade te vergoeden.

Alternatieve oorzaken

Uit de rapporten volgt dat sprake is van mogelijk andere schadeoorzaken. Dit doet er volgens het hof echter niet aan af dat de toestand van de weg ook een oorzaak is die tot de door de schadelijdende partijen geleden schade heeft geleid. De gemeente heeft volgens het hof onvoldoende onderbouwd betwist dat de schade ter plaatse in het geheel niet zou zijn ontstaan door de gebrekkige toestand van de weg of de trillingen ter plaatse. Het hof concludeert dan ook dat voldoende vaststaat dat de gemeente aansprakelijk is, dat er sprake is van causaal verband en dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. De rechtbank heeft de door de schadelijdende partijen gevorderde verklaring voor recht dan ook terecht toegewezen. Het hof verwijst de zaak voor het bepalen van het beloop van de schade naar de schadestaatprocedure. Het hof beschikt namelijk over onvoldoende gegevens om te kunnen bepalen wat de omvang van de schade is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat er meerdere schadeoorzaken kunnen zijn die niet alle toe te rekenen zijn aan de gemeente. Het samenspel van de oorzaken op de omvang van de schade zal in de schadestaatprocedure bepaald moeten worden.

Slot

Uit dit arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch volgt dat artikel 6:174 BW niet enkel strekt tot bescherming van de veiligheid van weggebruikers, maar er tevens toe strekt niet-weggebruikers te behoeden voor zaakschade als gevolg van de gebrekkige toestand van de weg.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?