De voorgestelde wijzigingen van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) kort op een rij.

Aanleiding voor de voorgestelde wijzigingen is de verandering in de zorg, in die zin dat het kabinet van mening is dat voor goede zorg het noodzakelijk is dat deze zorg meer patiëntgericht moet zijn.[1]

Samen beslissen

Allereerst wordt door een voorgestelde wijziging van art. 7:448 BW beoogt de hulpverlener en de patiënt samen te laten beslissen over een voorgenomen onderzoek en een voorgestelde behandeling. Van belang wordt geacht dat er een dialoog ontstaat tussen hulpverlener en patiënt in plaats van dat er sprake is van een eenzijdige informatieverschaffing. Opgemerkt wordt dat het van belang is dat de patiënt ruimte krijgt tijdens dit gesprek om vragen te stellen en dat de hulpverlener een aanbod dient te doen om meer informatie te verstrekken indien de patiënt dat wenst. Een ander doel is het overbruggen van de informatieongelijkheid. Tot slot dient de hulpverlener na te gaan of de patiënt de verstrekte informatie begrepen heeft. Hoe ingrijpender de ingreep hoe belangrijker het is dat de patiënt de informatie heeft begrepen. Overigens beperkt het voorgaande zich niet tot een consult vooraf, maar is het van belang dat deze informatie-uitwisseling ook gehandhaafd blijft tijdens en na een onderzoek of behandeling.[2]

Aantekening toestemming ingrijpende verrichting

Een tweede voorgestelde wijziging (van art. 7:451 BW) die samenhangt met de voornoemde wijziging is het voorstel de hulpverlener te verplichten een aantekening te maken in het medisch dossier van de toestemming van de patiënt voor een ingrijpende verrichting. Dergelijke ingrepen betekenen een grotere inbreuk op de lichamelijke integriteit en brengen een groter risico met zich mee dan niet ingrijpende verrichtingen, waardoor de toestemming niet verondersteld mag worden door de hulpverlener, aldus het kabinet.[3]

Aantekening wilsonbekwaamheid

Als derde wijziging wordt voorgesteld een wijziging van art. 7:454 BW, waarin is vastgelegd dat een  aantekening in het medisch dossier gemaakt dient te worden van een vastgestelde gehele of gedeeltelijke wilsonbekwaamheid. Reden voor deze wijziging is gelegen in het feit dat bij wilsonbekwaamheid een vertegenwoordiger toestemming kan geven voor het uitvoeren van een handeling van geneeskundige aard.[4] Omdat dit een grote inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht betekent, is het naar het oordeel van het kabinet van belang dat het oordeel aangaande de wilsonbekwaamheid toetsbaar is en wordt vastgelegd in het medisch dossier.[5]

Verlenging bewaartermijn medisch dossier

Ook wordt door de wijziging van art. 7:454 BW voorgesteld de bewaartermijn van het medisch dossier te verlengen van 15 jaar naar 20 jaar. Daarnaast is het voorstel voornoemd artikel aan te vullen, in die zin dat de patiënt ook na het verstrijken van de bewaartermijn de hulpverlener kan verzoeken om zijn dossier langer te bewaren.[6] De Gezondheidsraad had al eerder geadviseerd de bewaartermijn van medische dossiers te verlengen tot 30 jaar en gaf hier een aantal redenen voor: het langer kunnen gebruiken van gegevens voor medisch wetenschappelijk onderzoek, een mogelijke zorgbehoefte van verwanten, de goede zorgverlening van de patiënt en de behoefte gegevens zo lang te bewaren als nodig is in verband met eventuele juridische procedures. [7] Het kabinet is het met de Gezondheidsraad eens dat de bewaartermijn van het medisch dossier ten behoeve van de goede zorg aan de patiënt zelf verlengd moet worden. Aan het voorstel om de bewaartermijn te verlengen naar 20 jaar ligt een belangenafweging ten grondslag bestaande uit het zoeken naar een evenwicht tussen de noodzaak medische gegevens langer te bewaren met het oog op medische behandeling op de langere termijn en anderzijds het stellen van een grens aan de bewaartermijn in verband met de bescherming van persoonsgegevens. Om die reden is in het voorstel de bewaartermijn verlengd naar 20 jaar.[8] Daarnaast is de aanvangstermijn in het voorstel gewijzigd naar de datum waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden. Ook gaat de aanvangstermijn in op het moment dat de patiënt is uitgeschreven of vanaf het moment van overlijden van de patiënt. De toevoeging op het voornoemde wetsartikel dat de patiënt de hulpverlener kan verzoeken het dossier langer te bewaren benadrukt de zeggenschap van de patiënt over zijn of haar medische gegevens.[9]

Inzagerecht na overlijden patiënt

Een ander belangrijk voorstel van wijziging betreft de toevoeging van art. 7:458a BW, inhoudende een inzage- en afschriftenrecht voor onder andere de nabestaanden. De toevoeging van voornoemd artikel is gebaseerd op het voor de rechtspraktijk eenvoudiger kenbaar maken wanneer en onder welke voorwaarden inzage kan worden verkregen. Daarnaast is opgemerkt dat momenteel door rechters niet eenduidig de gronden voor inzage worden toegepast, waardoor in de ene uitspraak wordt beoordeeld of sprake is van veronderstelde toestemming van de patiënt en een rechtmatig belang bij de nabestaanden en in andere uitspraken naast de veronderstelde toestemming er een zwaarwegend belang voor inzage moet worden aangetoond, in plaats van een rechtmatig belang.[10]

Inzagerecht nabestaanden

In het voorstel van wijziging van de WGBO is nabestaanden een inzagerecht gegeven in de volgende situaties:

  • Indien de patiënt bij leven schriftelijk of elektronisch toestemming heeft gegeven voor inzage na overlijden (wijziging van art. 7:457 lid 1 BW);

Deze grond voor inzage was reeds vastgelegd in de wet[11], toegevoegd is dat deze toestemming schriftelijk of elektronisch moet zijn gegeven. Wel wordt in de memorie van toelichting opgemerkt dat het nog steeds denkbaar is dat er zich situaties voordoen waarin de patiënt fysiek niet in staat is schriftelijk of elektronisch toestemming te geven. In die gevallen is het toegestaan dat de hulpverlener aantekening maakt in het dossier wie inzage mag krijgen na overlijden van de patiënt.[12]

  • De nabestaande op grond van de Wkkgz een mededeling van de zorgaanbieder heeft ontvangen omtrent een calamiteit of geweld in de zorgrelatie (art. 7:458a lid 1 sub a BW);

Bij deze grond is bewust afgeweken van het in de Wkkgz gehanteerde begrip ‘incident’. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat het hanteren van incident een te grote inbreuk op het beroepsgeheim zou zijn als nabestaanden bij alle incidenten (alle onbedoelde gebeurtenissen tijdens de zorgverlening) die merkbare gevolgen hebben gehad voor de patiënt inzage zouden krijgen in het medisch dossier. Daarom is de inzage beperkt gebleven tot calamiteiten en geweld in de zorgrelatie.[13] [14]

  • De nabestaande een zwaarwegend belang heeft bij inzage en er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat dit belang wordt geschaad en inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit zwaarwegende belang (art. 7:458a lid 1 sub b BW).

Wat verstaan dient te worden onder een zwaarwegend belang blijft afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Wel is in de memorie van toelichting opgemekt dat het kabinet het aanvechten van een rechtshandeling door een inmiddels overleden patiënt -bv. het opstellen of wijzigen van een testament- waarbij de eiser betwist dat de patiënt ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling wilsbekwaam was, als een zwaarwegend belang dient te worden aangemerkt. Een louter financieel belang en een emotioneel belang wordt door het kabinet niet erkend als zwaarwegend belang. [15]

Inzagerecht voormalig vertegenwoordiger

Deze grond voor inzage is voorgesteld op basis van een uitspraak van het Hof Amsterdam waarin het Hof heeft bepaald dat een voormalig vertegenwoordiger recht op inzage na overlijden toekomt, tenzij de hulpverlener aannemelijk kan maken dat de patiënt bezwaar zou hebben gehad tegen inzage en dat de patiënt op dat punt wilsbekwaam was. [16] Om die reden is voorgesteld voormalig vertegenwoordigers inzage te geven in het medisch dossier na overlijden indien zij een melding van een calamiteit of geweld in de zorgrelatie hebben ontvangen of indien dit noodzakelijk is om aan te tonen dat de vertegenwoordiger de zorg van een goed vertegenwoordiger heeft betracht in een aanhangig gemaakte gerechtelijke procedure (art. 7:458a lid 1 sub a jo. sub c BW).

Inzagerecht ouders/voogd van overleden kind tot en met zeventien jaar

Ten aanzien van kinderen die bij overlijden de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt ligt het in lijn met de verantwoordelijkheid bij leven om de ouders of voogd inzagerecht te geven na het overlijden, tenzij dit in strijd is met het goed hulpverlenerschap. Dit is dan ook opgenomen in art. 7:458a lid 2 BW. Wel kan een kind tussen de 12 en 16 jaar bezwaar maken tegen inzage na overlijden door middel van een schriftelijke of elektronische verklaring (art. 7:458a lid 3 BW).[17] Voor kinderen die 16 of 17 jaar ouder waren bij overlijden geldt dat inzage door de ouders of voogd alleen dan mogelijk is als is voldaan aan dezelfde voorwaarden die gelden voor een andere nabestaande of voor een andere voormalig vertegenwoordiger. Ook dit is in lijn met het inzagerecht bij leven van kinderen met deze leeftijd.[18]

Voor alle inzagegronden geldt dat deze noodzakelijk dient te zijn om het doel van inzage te verwezenlijken en dat door de inzage de persoonlijke levenssfeer van derden niet wordt geschaad (art. 7:458a lid 3 BW).

Of voornoemde voorgestelde wijzigingen van de WGBO daadwerkelijk ingevoerd gaan worden dienen we uiteraard nog even af te wachten.

 

[1]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.2.

[2]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.3.

[3]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.6.

[4] Art. 7:465 BW.

[5]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.6.

[6]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.7.

[7] Gezondheidsraad, ‘Advies over bewaartermijn patiëntgegevens’, 1 april 2004.

[8]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.9.

[9] Gezondheidsraad, ‘Advies over bewaartermijn patiëntgegevens’, 1 april 2004, p. 41, 42, 82, 88 en 89.

[10] Hof ‘s-Hertogenbosch 12 december 2002, ECLI:NL:GHSHE:2002:AI1674, Hof Amsterdam 28 november 2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:AG0075.

[11] Artikel 7:457 lid 1 BW.

[12]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.12.

[13] Definities van calamiteit en geweld in de zorgrelatie zijn vastgelegd in artikel 1 Wkkgz.

[14]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.12.

[15]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.13,14.

[16] Hof Amsterdam, 29 januari 1998, NJK 1998, 17, r.o. 4.14 en 4.21.

[17] Overigens is mijns inziens abusievelijk in de memorie van toelichting op pag. 15 opgenomen dat kinderen tussen de 11-16 jaar tegen inzage bezwaar kunnen maken, maar dit is in strijd met het voorgestelde art. 7:458a lid 3 BW waarin is bepaald dat dit alleen geldt voor kinderen vanaf 12 jaar.

[18]Memorie van toelichting concept wijziging WGBO, 13 april 2016, pag.15.