Thuiswerken wordt een wettelijk recht

Er komt een wettelijk recht op flexibel werken en op thuiswerken. De Tweede Kamer stemde in oktober 2014 in met het wetsvoorstel. Op 14 april jl. heeft ook een ruime meerderheid van de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel. Het voorstel behelst een aanpassing van de Wet aanpassing arbeidsduur, die nu al bestaat. Op grond van deze wet kon de werknemer zijn werkgever al om aanpassing van zijn arbeidsduur verzoeken. Met de nieuwe wetgeving kan de werknemer zijn werkgever ook verzoeken om aanpassing van de arbeidstijden en de arbeidsplaats, mits hij tenminste 26 weken in dienst is bij de werkgever voorafgaand aan het beoogde tijdstip van de ingang van de aanpassing. De werknemer moet zijn verzoek tot aanpassing tenminste twee maanden voor het beoogde tijdstip van de ingang van de aanpassing bij de werkgever indienen.

Voor aanpassing van de arbeidsduur of de werktijd geldt als hoofdregel dat de werkgever het verzoek van de werknemer moet inwilligen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Bij een verzoek om vermindering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermindering leidt tot ernstige problemen voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren, op het gebied van de veiligheid, of problemen van roostertechnische aard. Bij een verzoek om aanpassing van de werktijd is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang indien de aanpassing leidt tot ernstige problemen op het gebied van veiligheid, van roostertechnische aard of van financiële of organisatorische aard.

Voor een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats geldt dat de werkgever dit verzoek ook mag afwijzen indien hij daarvoor geen zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen heeft. Hij moet bij een afwijzing van het verzoek wel overleg plegen met de werknemer bijvoorbeeld om afspraken te maken over de wijze waarop op een andere manier tegemoet gekomen kan worden aan de wensen en behoefte van de werknemer. Daarnaast kunnen afspraken gemaakt worden over voorwaarden waaronder eventueel in de toekomst wel aan het verzoek tegemoet gekomen kan worden.

De werkgever moet een maand voor het beoogde tijdstip van de ingang van de aanpassing op het verzoek beslissen. Doet hij dat niet dan wordt de arbeidsduur, de arbeidsplaats of de werktijd aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer. Indien de werkgever het verzoek niet inwilligt, dan moet hij dit aan de werknemer mededelen onder schriftelijke opgave van de redenen.

De wet is niet van toepassing ten aanzien van een werkgever met minder dan 10 werknemers. Deze dient een regeling te treffen met betrekking tot het recht van de werknemers op aanpassing van de arbeidsduur.