Richtlijnen voor het recht om vergeten te worden

Het Google-arrest 

Op 13 mei jl. heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) een baanbrekende uitspraak gedaan waarmee het recht om vergeten te worden (ofwel: “het recht om ontGoogled te worden”) is geïntroduceerd. Eerder dit jaar schreef Holla Advocaten een artikel over deze uitspraak waarmee aldus de mogelijkheid is gecreëerd om informatie waar men een aantal jaar na dato liever niet mee geconfronteerd wordt, uit de resultaten van een zoekmachine te laten verwijderen.

Eerst een korte opfrisser. Het Hof heeft niet geoordeeld dat alle informatie waarmee iemand liever niet wordt geconfronteerd zomaar op verzoek verwijderd moet worden. Uit het zogeheten Google-arrest volgt immers uitdrukkelijk dat er bij een verzoek een belangenafweging moet worden gemaakt tussen de grondrechten van de betrokken persoon enerzijds – waaronder het recht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens – en de gevolgen die verwijdering van een koppeling kunnen hebben voor gerechtvaardigde belangen – zoals het recht op informatie – van internetgebruikers anderzijds.

Duidelijk is dat het recht om vergeten te worden niet aan iedereen toekomt, maar hoe precies de belangenafweging moet worden gemaakt was tot voor kort niet helder. Omdat zoekmachines bovendien op verschillende manieren omgaan met verzoeken, zijn op 26 november jl. richtlijnen voor het recht om vergeten te worden geïntroduceerd. Deze richtlijnen – die door de zogeheten “Artikel 29 werkgroep” zijn opgesteld – beogen handvaten te bieden aan zoekmachines bij de beslissing om een zoekresultaat al dan niet te verwijderen.

Bij de beoordeling is allereerst van belang of het betreffende zoekresultaat verschijnt wanneer de volledige naam van een individu, of slechts een deel van de naam of een “nickname”, wordt ingevoerd. Het Hof oordeelt immers in het Google-arrest dat met name een zoekresultaat verbonden aan de volledige naam een grote invloed op iemands privéleven kan hebben.

De richtlijnen

Bij de beoordeling is allereerst van belang of het betreffende zoekresultaat verschijnt wanneer de volledige naam van een individu, of slechts een deel van de naam of een “nickname”, wordt ingevoerd. Het Hof oordeelt immers in het Google-arrest dat met name een zoekresultaat verbonden aan de volledige naam een grote invloed op iemands privéleven kan hebben.

Uit de richtlijnen volgt verder dat van zoekresultaten die verwijzen naar onnauwkeurige, misleidende of onvolledige informatie eerder wordt aangenomen dat in verregaande mate inbreuk op het privéleven van de betrokkene wordt gemaakt. Indien sprake lijkt te zijn van zoekresultaten die verwijzen naar dergelijke informatie, is het als betrokkene dan ook verstandig om bij het verzoek relevante achtergrondinformatie aan te leveren waaruit onjuistheid blijkt.

Niet alleen het privéleven van de betrokkene speelt een rol in de belangenafweging, maar tevens de vraag in hoeverre de informatie waar het zoekresultaat naar verwijst relevant is voor de internetgebruiker. Die relevantie hangt allereerst af de “leeftijd” van de data; hoe jonger de data, des te relevanter de inhoud. Daarnaast is van belang de vraag of de informatie betrekking heeft op het “werkende leven” van de betrokkene; de richtlijnen stellen immers dat in het algemeen informatie met betrekking tot iemands privéleven niet relevant is. Ook volgt uit de richtlijnen dat zoekresultaten die verwijzen naar informatie die aanzet tot haat, of die als smaad of laster zijn te beschouwen, géén informatie is waar een internetgebruiker te allen tijde recht op heeft.

Ten slotte is in het kader van de belangenafweging relevant of de betrokkene een publieke rol in de maatschappij vervult. Het recht op informatie van internetgebruikers weegt volgens het Hof dan ook zwaarder indien het informatie over “bekende” personen betreft. De richtlijnen benadrukken overigens dat onder de noemer “bekend” niet alléén topvoetballers, politici en filmsterren vallen, maar ook bepaalde zakenmensen en personen die gereguleerde beroepen uitoefenen.

Conclusie 

De richtlijnen lijken een serieuze poging om het verzoek om zoekresultaten te laten verwijderen en de daaropvolgende procedure te stroomlijnen. “We willen richtlijnen opstellen om met moeilijke beslissingen te helpen, zoals hoe het individuele recht op privacy in het internettijdperk zich verhoudt tot het algemeen belang”, aldus Isabelle Falque-Pierrotin van de Franse privacywaakhond

Let wel, de richtlijnen voor het recht om vergeten te worden zijn niet allesbepalend noch limitatief. Of de richtlijnen er helemaal in geslaagd zijn om de beslissingen van zoekmachines te vergemakkelijken zal de praktijk dan ook moeten uitwijzen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Luuk Jonker

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?