Overgangsregeling transitievergoeding aangekondigd

Op 24 februari 2015 maakte de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lodewijk Asscher, bekend dat de overgangsregeling van de transitievergoeding zal worden gewijzigd. Met name werkgevers van seizoensarbeiders hadden grote bezwaren tegen de regeling, omdat zij werden geconfronteerd met hoge transitievergoedingen, waar zij niet op hebben kunnen anticiperen.

Wat is er nu exact aan de hand? Vanaf 1 juli 2015 treedt het Nieuwe Ontslagrecht in werking. Iedere werknemer die twee jaar of langer werkzaamheden heeft verricht, heeft bij onvrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding. Dit geldt ook voor medewerkers met tijdelijke contracten: als het contract niet wordt verlengd, heeft de tijdelijke kracht recht op een transitievergoeding. Bij de berekening van de vergoeding geldt: hoe langer je in dienst bent, hoe hoger de vergoeding is. Het arbeidsverleden is dus erg belangrijk.

In de wet was bepaald, dat contracten die elkaar opvolgen binnen een periode van zes maanden meegenomen moeten worden voor de berekening van het arbeidsverleden. Dat is een duidelijke afwijking van de (oude) ketenregeling: alleen contracten die elkaar opvolgen binnen een periode van drie maanden tellen mee om te bepalen of iemand recht heeft op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkgevers die rekening hielden met de ketenregeling vallen voor de berekening van de transitievergoeding daardoor alsnog in de prijzen. Met name bij seizoenswerk levert dit problemen op, omdat het gebruikelijk is om elk jaar gedurende het seizoen een nieuw contract voor bepaalde tijd te geven. Dit leidt niet tot het ontstaan van een contract voor onbepaalde tijd, omdat de seizoenswerkers bijvoorbeeld in het najaar en de winter niet werden ingeschakeld. Zo kan het zomaar zijn dat een medewerker die al 20 jaar gedurende het seizoen werkzaam is voor een fruitteler géén arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft. Als deze fruitteler het contract voor bepaalde tijd na 1 juli 2015 zou laten aflopen, zou hij voor de berekening van de transitievergoeding wél het gehele “dienstverband” van 20 jaar in acht moeten nemen. Je hoeft geen wiskundige te zijn om na te gaan dat dit stevig in de papieren loopt.

Daarom heeft minister Asscher dit overgangsrecht aangekondigd. Het overgangsrecht houdt in dat contracten die geëindigd zijn vóór 1 juli 2012 en die elkaar opvolgden ná een periode van meer dan drie maanden, niet meetellen voor de berekening van de transitievergoeding. Voor de periode na 1 juli 2012 geldt wel de tussenpoos van 6 maanden. Ook werkgevers met seizoenswerk zullen dus een transitievergoeding verschuldigd zijn, als het tijdelijke contract na 1 juli 2015 eindigt. De omvang daarvan is echter beperkt.

De minister is dus tegemoet gekomen aan bezwaren bij deze regeling. Daarnaast heeft de minister nog enkele maatregelen afgekondigd, die onbedoelde effecten van de instelling van de transitievergoeding moeten tegengaan. En daarmee lijkt de wet meer en meer te doen wat zij beoogt: het creëren van de mooie balans tussen zowel werk als zekerheid.