Ontslag op staande voet onder de WWZ

De grondslag voor een ontslag op staande voet is onder de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) niet gewijzigd. Toch lijkt het er op dat kantonrechters terughoudender zijn geworden in het goedkeuren van een dringende reden voor ontslag op staande voet.

De casus

Een kinderleidster van 33 jaar vergat tijdens een uitje met de kinderen van de BSO een 2 jaar oud kind uit de auto te halen. Pas na anderhalf uur op de speelplaats werd het kind gemist. Gelukkig zat het kindje nog altijd ongedeerd in de auto. De kinderleidster werd vanwege dit incident door haar werkgever op 14 augustus 2015 op staande voet ontslagen.

Oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter stelde vast dat er sprake was van een zeer grove fout welke ernstige gevolgen had kunnen hebben. De leidster had moeten controleren of zij alle kinderen uit de auto had gehaald. Dit had zij niet gedaan waardoor een klein kind bijna 2 uur alleen in de auto zat. Desondanks vond de kantonrechter een ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd. De werkneemster had nog niet eerder een dergelijke fout gemaakt en functioneerde goed. De kantonrechter meende daarom dat een ontslag op staande voet, waarbij de werknemer bovendien haar aanspraken op een WW-uitkering zou kwijtraken, een te zware maatregel was.

De kantonrechter meende wel dat sprake was van verwijtbaar handelen of nalaten. De kantonrechter ontbond het dienstverband daarom per 1 januari 2016. De kantonrechter kende daarbij echter wel een transitievergoeding toe omdat naar mening van de kantonrechter geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen. Wanneer sprake is van verwijtbaar handelen, dan kwalificeert dit dus niet direct als ernstig verwijtbaar. De kantonrechter vond de gedraging van de werkneemster wel aan haar te wijten, maar meende dat de fout niet zo waar kon worden aangerekend dat dit ook kwalificeerde als ernstig verwijtbaar handelen.

Oordeel van het gerechtshof Den Haag in hoger beroep

De werkgever stelde hoger beroep in tegen de uitspraak van de kantonrechter. Het gerechtshof Den Haag oordeelde op 23 februari 2016 dat wel sprake was van een ernstig verwijtbaar handelen. Het gerechtshof achtte het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven.

Het gerechtshof overwoog daarbij dat de werkneemster onaanvaardbaar tekort was geschoten in de zorg voor de aan haar toevertrouwde kinderen. Van de werkneemster had extra oplettendheid verwacht mogen worden en zij had zich continu bewust moeten zijn van de aanwezige (en dus ook niet aanwezige) kinderen. Uit het feit dat de werkneemster pas na anderhalf uur opmerkte dat er een kind miste, concludeerde het gerechtshof dat de werkneemster tekort was geschoten in haar zorgplicht.

Het gerechtshof achtte deze schending zodanig ernstig dat sprake was van een terecht ontslag op staande voet en de werkneemster bovendien geen aanspraak had op de transitievergoeding. De werkneemster moest alsnog de transitievergoeding terugbetalen. Wel kreeg de werkneemster nog tot 1 januari 2016 haar salaris doorbetaald omdat het Hof het dienstverband niet eerder kon laten eindigen.