Onderzoekscommissie functioneren medisch specialist handelt niet onrechtmatig

Onderzoekscommissie zorg en welzijn

Dat onderzoekscommissies van deskundigen af en toe in rechte worden betrokken wisten we al. Meestal is de uitkomst van het rapport voor de onderzochte nadelig. Meestal wordt gesteld dat de onafhankelijkheid van de commissie in het  geding is en/ of dat commissie onrechtmatig heeft gehandeld. Dit bijvoorbeeld door het beginsel van hoor en wederhoor te schenden of geen inzage te verstrekken in gespreksverslagen. Ter illustratie: de procedure tegen de Commissie onderzoek inzake Centraal Orgaan opvang asielzoekers, tegen de Onderzoekscommissie Openbaar Ministerie, en de procedure tegen de Commissie voor Beentumoren

Onderzoeksprocedure

Aan deze lijst kan inmiddels een procedure tegen een onderzoekscommissie worden toegevoegd. Welke commissie onderzoek deed naar het functioneren van een medisch specialist. Dergelijk onderzoek is niet ongebruikelijk. Ziekenhuizen kennen een reglement waarin de onderzoeksprocedure is geregeld. Dit is gebaseerd op het Modelreglement Functioneringsvraag van de Federatie Medisch Specialisten.

Zo ook had het ziekenhuis in kwestie, het Medisch Centrum Leeuwarden (hierna: MCL) een reglement functioneringsvraag. Na een melding ‘mogelijk disfunctioneren’ werd een onderzoek gestart tegen een cardio-thoracaal chirurg. Deze melding kwam vanuit het ‘gremium’ (voorzitter Raad van Bestuur, de vicevoorzitter bestuur Vereniging Medische Straf en vicevoorzitter bestuur Vereniging medisch Specialisten in Dienstverband. Het MCL stelde daartoe een onderzoekscommissie in. Deze verklaarde de melding als ontvankelijk en een voortoets beschreven in het reglement. Dit resulteerde in een procedure bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg, ten overstaan van welk gerecht de cardio-thoracaal chirurg vorderde dat het MCL het onderzoek naar zijn functioneren zou staken. Bij arbitraal vonnis wees de voorzitter van het Scheidsgerecht de vordering af. Daarbij oordeelde hij onder meer dat het oordeel van de onderzoekscommissie betreffende de ontvankelijkheid in stand kon blijven. De onderzoekscommissie had in redelijkheid tot dit oordeel kunnen komen.

De commissie startte vervolgens haar eigenlijke onderzoek. Dit onderzoek resulteerde in het oordeel dat X niet adequaat als cardio-thoracaal chirurg kan functioneren en dat dat bij gebrek aan enig zelfinzicht en de aantoonbare wil tot verbetering, ook geldt voor de afzienbare toekomst. Daarop vorderde de chirurg in kort geding de commissie(leden) te gebieden het uitgebrachte onderzoeksrapport in te trekken. Volgens de chirurg hadden de commissieleden onrechtmatig jegens hem gehandeld, omdat zij.:

  • niet onafhankelijk, deskundig en professioneel zouden zijn;
  • onderzoek hadden verricht en hadden gerapporteerd zonder duidelijke onderzoeksvraag, onderzoeksprotocol en zonder hoor en wederhoor;
  • omdat zij zouden hebben gehandeld in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming

 

De voorzieningenrechter volgde de chirurg niet. Na te hebben geoordeeld dat de chirurg met een dreigende beëindiging van zijn dienstverband en spoedeisend belang aannemelijk had gemaakt, en dat het oordeel van het Scheidsgerecht en de zijn motivering voor de voorzieningenrechter een gegeven was. De voorzieningenrechter ging punt voor punt uitgebreid de genoemde verwijten van de chirurg langs. Hierbij toetste hij de herhaling aan het reglement functioneringsvraag van het MCL. Waarbij de rechter overwoog waarde te hechten aan het feit dat het Modelreglement functioneringsvraag, waarop het reglement van het MCL is gebaseerd, is vastgesteld door de beroepsgroep waartoe de chirurg behoort. De voorzieningenrechter oordeelde vervolgens dat de commissie zich had gehouden aan de opdracht (er was overigens een duidelijke opdracht anders dan de chirurg meende, namelijk: doe onderzoek naar het functioneren. Verder oordeelde hij ook dat het reglement was toegepast en dat niet was gebleken dat het had ontbroken aan onafhankelijkheid, deskundigheid en professionaliteit van de commissieleden.

Echter achtte de voorzieningenrechter begrijpelijk dat de chirurg het als een beperking van zijn recht op een weerwoord had ervaren en dat hij geen inzage had gekregen in de verslagen van de gesprekken met informanten. Uit het reglement volgt echter dat de chirurg geen inzagerecht in de gespreksverslagen heeft. De commissie had daaraan ter toelichting toegevoegd dat zij de gehoorde informanten vertrouwelijkheid had toegezegd. Zo wilden we dat de informanten vrijuit konden spreken zonder daarop achteraf door de chirurg op aangesproken te worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door de commissie gehanteerde werkwijze viel te billijken gelet op de ratio van het reglement, het feit dat de chirurg in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de door de commissie uit de gespreken geselecteerde informatie, terwijl voorts gesteld noch gebleken was dat de commissie daarnaast meer of andere gegevens voor haar oordeel had gebruikt.

Dat de commissieleden bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taak jegens de chirurg niet de vereiste zorgvuldigheid in acht hadden genomen en daardoor onrechtmatig hadden gehandeld, was aldus niet aannemelijk geworden en er was onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat in een eventuele bodemprocedure anders zou worden geoordeeld. Het leidde de voorzieningenrechter tot het eindoordeel dat er geen aanleiding was om de intrekking van het eindrapport van de commissie te gelasten.

Een en ander lijken mij terechte overwegingen resulterend in een terecht oordeel. Over inzage in de gespreksverslagen merk ik nog op dat het alleszins voorstelbaar is dat informanten niet meer willen verklaren of zich voorzichtiger zullen uitdrukken als zij weten dat hun informatie geopenbaard wordt. Dit zou het onderzoeken onderhavige nutteloos maken. Uiteraard dient een medisch specialist wel adequaat te kunnen reageren op datgene wat de commissie aan haar oordeel ten grondslag legt; hoor en wederhoor is net zo essentieel.