Schadevergoeding nertsenhouderij

Provincie hoeft nertsenfokker geen schadevergoeding te betalen

Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft op 5 februari jl. geoordeeld dat de provincie Noord-Brabant niet aansprakelijk is voor de door een nertsenhouder geclaimde schade van ruim 17 miljoen euro. Daarmee vernietigt het Gerechtshof het eerdere vonnis van de rechtbank waarvan de provincie, bijgestaan door Jan van Heijningen en Jack van Beers, met succes in hoger beroep is gekomen.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 februari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:383

De nertsenhouderij was op basis van het Reconstructieplan Peel en Maas gevestigd in een zogenaamd ‘extensiveringsgebied’. Een extensiveringsgebied kende het primaat wonen of natuur waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van de intensieve niet mogelijk was. De nertsenhouder wilde zijn bedrijf verplaatsen uit het extensiveringsgebied en heeft in dat kader vanaf 2004 gesprekken gevoerd met ambtenaren van de gemeente en de provincie. Aanvankelijk wilde de nertsenhouder zijn bedrijf verplaatsen naar een landbouwontwikkelingsgebied. Dit is niet doorgegaan. De zogenaamde ‘inplaatsingslocatie’ heeft de nertsenhouder in 2006 aangekocht en was gelegen in een verwevingsgebied.

De nertsenhouder heeft een aanvraag bij Gedeputeerde Staten ingediend om in aanmerking te komen voor de subsidieregeling Verplaatsing Intensieve Veehouderij (de VIV-regeling). In januari 2007 hebben de nertsenhouder en de provincie op grond van de VIV-subsidieregeling een tweetal overeenkomsten gesloten. Één van die overeenkomsten betreft de ‘Overeenkomst van koop van een registergoed (Verplaatsing intensieve veehouderij)’. Enkele maanden later hebben Gedeputeerde Staten aan de nertsenhouder een brief gestuurd met de mededeling dat de locatie waar de nertsenhouder naar wilde verplaatsen als duurzaam werd beoordeeld in het kader van de VIV-subsidieregeling.

In 2008 heeft de nertsenhouder het bouwblok op de inplaatsingslocatie uitgebreid van 0,78 naar 1,5 hectare. In 2009 werd bij de provincie het Burgerinitiatief Megastallen Nee ingediend met als doel het beperken van intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Vervolgens hebben Provinciale Staten op 19 maart 2010 het ‘Voorbereidingsbesluit ontwikkelingen intensieve veehouderijen’. Hierin was onder meer opgenomen dat in verwevingsgebieden uitbreiding van bouwblokken tot maximaal 1,5 hectare was toegestaan op een duurzame locatie. De nertsenhouder kon zijn bouwblok hierdoor niet uitbreiden boven de 1,5 hectare, tenzij door Gedeputeerde Staten ontheffing zou worden verleend. De gevraagde ontheffing is door Gedeputeerde Staten geweigerd, welk besluit in stand is gebleven bij de Raad van State.

De nertsenhouder heeft het niet bij het oordeel van de Raad van State laten zitten en dagvaardde de Provincie in 2015. De nertsenhouder stelt zich in de kern op het standpunt dat de provincie juridische bindende toezeggingen heeft gedaan en gerechtvaardigd vertrouwen heeft opgewekt ter zake van de uitbreiding van zijn bouwblok op de inplaatsingslocatie naar 2,5 hectare. Ter onderbouwing van dat standpunt wijst de nertsenhouder op de in het kader van de VIV-subsidieregeling met Gedeputeerde Staten gesloten koopovereenkomst en op de brief van Gedeputeerde Staten uit 2007. Hierin werd medegedeeld dat de inplaatsingslocatie als duurzaam werd beoordeeld in het kader van de VIV-subsidieregeling. Daarnaast wijst de nertsenhouder onder meer op gespreksverslagen van gesprekken die hij vanaf 2004 heeft gevoerd met ambtenaren van de gemeente en de provincie.

De rechtbank oordeelde ten aanzien van de VIV-overeenkomst dat uit de tekst daarvan niet blijkt dat partijen (mede) zijn overeengekomen dat de nertsenhouder na verplaatsing van zijn bedrijf kon uitbreiden tot 2,5 ha. De rechtbank past echter de Haviltex-norm toe en overweegt dat de VIV-overeenkomst moet worden gezien mede in het licht van de vanaf 2004 gevoerde gesprekken tussen de nertsenhouder en ambtenaren van de gemeente en de provincie. De rechtbank oordeelt dat de VIV-overeenkomst gelet op deze gesprekken mede werd gesloten met het oog op de door de nertsenhouder gewenste uitbreiding tot 2,5 ha. Bovendien zou de gemeente hebben toegezegd dat de nertsenhouder mocht uitbreiden, aldus de rechtbank. Onder deze omstandigheden mocht de nertsenhouder er volgens de rechtbank op vertrouwen dat de provincie de uitbreiding van het bouwblok tot 2,5 ha nadien niet zou tegenwerken. De maatschappelijke ontwikkelingen omtrent beperkingen van de intensieve veehouderij maken dat volgens de rechtbank niet anders.

Het Gerechtshof komt tot een ander oordeel. De VIV-regeling is niet bedoeld ter ondersteuning van de uitbreiding van een bedrijf. De nertsenhouder kon en mocht aan de VIV-overeenkomst geen verdergaande bedoeling of toezegging van de provincie ontlenen dan tot facilitering van de verplaatsing van zijn bedrijf. Daaruit volgt volgens het Gerechtshof niet dat de provincie heeft toegezegd dat kon worden uitgebreid tot 2,5 ha, ook niet wanneer moet worden aangenomen dat de provincie op de hoogte was van de wens van de nertsenhouder om op de inplaatsingslocatie uit te breiden tot een bouwblok van 2,5 ha.

Het Gerechtshof oordeelt bovendien dat het door Gedeputeerde Staten als duurzaam beoordelen van de inplaatsingslocatie in het kader van de VIV-subsidieregeling geen beoordeling van de gemeente op een verzoek om uitbreiding betreft. De duurzaamheidsbeoordeling in het kader van de VIV-subsidieregeling ziet enkel op de vraag of de inplaatsingslocatie in beginsel geschikt was om het bedrijf naartoe te verplaatsen, niet meer en niet minder.

Aan de gesprekken die vanaf 2004 kent het Gerechtshof, in tegenstelling tot de rechtbank, geen gewicht toe. In die gesprekken wilde de nertsenhouder nog verplaatsen naar een landbouwontwikkelingsgebied. Aan toezeggingen die mogelijk gedaan zouden zijn kan de nertsenhouder alleen al om die reden geen aanspraken ontlenen, omdat daarvoor andere regels gelden dan voor verwevingsgebieden.

In het door de nertsenhouder ingestelde incidenteel hoger beroep is bovendien tevergeefs aangevoerd dat de bepalingen uit de Verordening ruimte die meebrengen dat hij zijn bedrijf niet kan uitbreiden boven de 1,5 ha onverbindend zijn, dat wil zeggen in strijd met hogere rechtsregels of algemene rechtsbeginselen. De nertsenhouder had de onverbindendheid van deze voorschriften ook al bij de Raad van State bepleit, maar heeft deze beroepsgrond ter zitting bij de Raad van State ingetrokken omdat de Raad van State in vergelijkbare zaken had geoordeeld dat de betreffende voorschriften verbindend zijn. Daarmee heeft de Raad van State een oordeel gegeven over dit verweer van de nertsenhouder, hetgeen betekent dat dit verweer niet andermaal kan worden opgeworpen in deze civiele procedure.

Ten slotte concludeert het Gerechtshof dat ook voor het toekennen van een schadevergoeding als gevolg van rechtmatig overheidshandelen geen aanleiding is. Het Gerechtshof is, in navolging van eerdere op dit punt vergelijkbare arresten, van oordeel dat het voor de nertsenhouder voorzienbaar was dat een uitbreiding van het bouwblok naar 2,5 ha op bezwaren van de provincie zou stuiten. In dat kader is onder meer het in 2009 ingediende Burgerinitiatief van groot belang. Het Gerechtshof wijst daarnaast op de discussie over de wenselijkheid van de pelsdierhouderij die al vanaf 1999 gaande is. Bovendien merkt het Gerechtshof op dat de nertsenhouder de bedrijfsgebouwen op de uitplaatsingslocatie niet heeft gesloopt en in bedrijf wilde en is blijven houden. Hieruit leidt het Gerechtshof af dat de nertsenhouder het risico dat zij op de inplaatsingslocatie niet zou kunnen uitbreiden tot 2,5 ha daadwerkelijk heeft onderkend. Naast de voorzienbaarheid heeft het Gerechtshof geen onevenredige gevolgen voor de nertsenhouder vast kunnen stellen.

Bij het arrest is een persbericht verschenen. Het persbericht en het volledige arrest van het Gerechtshof zijn hier te raadplegen.