Misbruik van het tuchtrecht

Misbruik van het tuchtrecht

Begin december deed het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg uitspraak in een geschil tussen een broer en een zus. De zus is huisarts en heeft onder meer in het kader van de onderbewindstelling en mentorschap van hun vader uitlatingen gedaan over de gezondheidstoestand van de vader; hij zou Alzheimer hebben. De broer diende vervolgens een klacht in over zijn zus, stellende dat zij bewust onjuiste mededelingen over de vader had gedaan.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg verklaarde de broer in zijn klacht niet-ontvankelijk. Reden daarvoor was dat de uitlatingen niet onder de eerste noch onder de tweede tuchtnorm vallen. Een belangrijke overweging betrof de volgende:

“Beklaagde heeft de uitlatingen waarover wordt geklaagd uitsluitend gedaan in haar hoedanigheid van dochter van de vader, waarbij zij zich overigens in de overgelegde uitgebreide correspondentie steeds heeft gepresenteerd als privépersoon en slechts tweemaal vermeld heeft dat zij arts is. Eenmaal om uit te leggen wat zij als mantelzorger voor haar moeder/ouders heeft gedaan en de tweede maal in een aangifte waarin zij in de betreffende passage reageert op aantijgingen jegens haar dat zij als arts haar zorgplicht niet zou zijn nagekomen.

Het College is verder van oordeel dat geen enkele sprake is van enige weerslag op het belang van de individuele gezondheidszorg en het College merkt daarbij op dat klager deze weerslag ook nauwelijks heeft gesteld, laat staan onderbouwd. Ditzelfde geldt onverkort voor de klacht van klager dat beklaagde ten onrechte niet aan haar plicht heeft voldaan om in de procedure ten behoeve van de onderbewindstelling en instelling mentorschap een onafhankelijk arts te raadplegen voordat zij zich over de geestelijke toestand van de vader zou mogen uitlaten (wat daar ook van zij). De gedragingen van beklaagde komen dus niet in aanmerking voor nadere toetsing aan de tweede tuchtnorm van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet BIG.”

Tegen het oordeel stelde de broer hoger beroep in, maar zonder succes. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kon zich geheel vinden in de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege. Bijzonder is vervolgens dat het Centraal Tuchtcollege oordeelde dat sprake was van misbruik van het tuchtrecht. Het overwoog als volgt:

“Het verwijt dat klager de huisarts in deze zaak in de kern maakt is dat zij in haar rol van dochter van de patiënt valse verklaringen over de geestelijke gezondheid van haar vader heeft afgelegd. Dit verwijt vindt geen onderbouwing in de stukken. Uit die stukken blijkt het Centraal Tuchtcollege echter wél dat klager zelf in de zijn vader betreffende CIZ-aanvraag van 4 juli 2018 heeft ingevuld dat op 12 maart 2018 door een specialist ouderengeneeskunde als primaire diagnose de ziekte van Alzheimer is gesteld. Onder deze omstandigheden oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat in deze zaak sprake is van misbruik van het tuchtrecht.”

Met een klacht tegen beter weten in maakt het Centraal Tuchtcollege dus korte metten…en terecht zo denk ik. Het tuchtrecht is er niet voor bedoeld om boosheid van familieleden op te lossen, ook niet als het familielid arts is.