HvJ EU: nabestaanden recht op uitbetaling vakantiedagen bij overlijden werknemer

9 juli 2014 – Op 12 juni 2014 heeft het Europees Hof van Justitie bepaald dat door het overlijden van een werknemer zijn recht op vakantiedagen niet komt te vervallen (klik voor meer informatie hier).

In de Duitse zaak waarover het Hof oordeelde was werknemer Bollacke van 1 augustus 1998 tot 19 november 2010, de datum van zijn overlijden, in dienst bij K + K. Sinds 2009 leed hij aan een ernstige ziekte als gevolg waarvan hij tot de datum van zijn overlijden arbeidsongeschikt was. Op de datum van zijn overlijden had hij nog recht op 140,5 niet-opgenomen vakantiedagen.

Na zijn overlijden vorderde zijn weduwe van K + K een financiële vergoeding voor de niet-opgenomen vakantiedagen. De werkgever wees dit verzoek echter af omdat zij betwijfelde of sprake was van een erfelijk recht. Ook de Duitse rechter verwierp die vordering, op grond dat volgens Duitse rechtspraak geen recht ontstaat op een financiële vergoeding voor jaarlijkse vakantie met behoud van loon die aan het einde van de arbeidsverhouding niet is opgenomen, als de arbeidsverhouding eindigt door het overlijden van de werknemer. In de daaropvolgende hoger beroepsprocedure heeft het Landesarbeitsgericht ​het Europees Hof vervolgens gevraagd of:i) het Europees recht (artikel 7 van Richtlijn 2003/88) in de weg staat aan nationale wetten of gebruiken die bepalen dat het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon bij het overlijden van de werknemer vervalt zonder recht op een financiële vergoeding voor niet genoten vakantiedagen, en, zo ja;ii) de betrokkene (:de werknemer) een voorafgaande aanvraag moet indienen om die financiële vergoeding te ontvangen.

Het Hof oordeelde reeds eerder (arresten Schultz-Hoff e.a. en Neidel) dat Richtlijn 2003/88 bepaalt dat de werknemer, als de arbeidsverhouding is geëindigd en het daadwerkelijk opnemen van jaarlijkse vakantie met behoud van loon dus niet langer mogelijk is, recht heeft op een vergoeding om te voorkomen dat hij daardoor verstoken blijft van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon, zelfs in de vorm van een financiële vergoeding. In zijn arrest van 12 juni jl. constateert het Hof dat de uitdrukking ‘betaald verlof’ betekent dat, voor de duur van de jaarlijkse vakantie, de beloning van de werknemer moet worden gehandhaafd. Indien de arbeidsverhouding eindigt door het overlijden van de werknemer, waarborgt ontvangst van een financiële compensatie het nuttig effect van dit recht op vakantie met behoud van loon. De toevallige omstandigheid van overlijden van de werknemer mag niet leiden tot het totale verlies met terugwerkende kracht van het recht op jaarlijkse vakantie zelf.

Daarom concludeert het Hof dat het Europees recht zich verzet tegen nationale wetten of gebruiken die bepalen dat, wanneer de arbeidsverhouding eindigt door het overlijden van de werknemer, het recht op jaarlijkse vakantie vervalt zonder dat een recht ontstaat op een financiële vergoeding voor niet-opgenomen vakantie. Bovendien mag het recht op die vergoeding niet afhankelijk worden gesteld van een voorafgaand verzoek van de werknemer, aangezien Richtlijn 2003/88 voor het ontstaan van het recht op een financiële vergoeding geen andere voorwaarde stelt dan dat de arbeidsverhouding is beëindigd.

Ook in de Nederlandse rechtspraak is veelvuldig geoordeeld over de vraag of niet-genoten vakantiedagen bij overlijden van de werknemer aan zijn of haar nabestaanden moeten worden uitbetaald. De uitspraken van de Nederlandse rechters lagen tot op heden echter niet op één lijn. Nu het Europees Hof van Justitie zich hierover op 12 juni jl. heeft uitgelaten, is duidelijk dat ook in Nederland nabestaanden na het overlijden van een werknemer recht hebben op uitbetaling van de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp, neem dan contact op met mr. drs. Myrthe Leijenaar, sectie Arbeidsrecht en Ondernemingsrecht, 073 61 61 100.