Het overdrachtverbod passé?

Bedrijven die met veel verschillende leveranciers van doen hebben hanteren in hun algemene voorwaarden vaak een overdrachtverbod met betrekking tot hun verplichtingen aan deze leveranciers. Doel van een dergelijk verbod is ervoor te zorgen dat de leverancier haar vordering niet kan overdragen, waardoor het bedrijf niet geconfronteerd wordt met andere schuldeisers dan de leverancier. Terugbrengen van administratieve lasten is veelal het motief om een overdrachtverbod te hanteren.

In 2003 heeft de Hoge Raad bepaald dat een overdrachtverbod goederenrechtelijke werking kan hebben. Dit betekent dat een leverancier die in strijd met het overdrachtverbod toch een vordering overdraagt niet slechts wanprestatie pleegt maar dat de overdracht simpelweg ongeldig is. Op deze uitspraak van de Hoge Raad is in de loop van de jaren een storm van kritiek gekomen, voornamelijk uit bancaire hoek. Het overdrachtverbod heeft namelijk niet alleen tot gevolg dat de vordering niet kan worden overgedragen maar óók dat daarop geen pandrecht kan worden gevestigd. Nu verpanding van vorderingen een veel gebruikte vorm van zekerheid is, bemoeilijkt een verbod daarop de kredietverlening, zo is de gedachte. Daarnaast zijn er maar weinig landen waar een overdrachtverbod zo verstrekkend is als in Nederland.

Vorige maand heeft de Hoge Raad zich opnieuw over het overdrachtverbod uitgelaten. Ondanks de kritiek wijkt de Hoge Raad niet af van zijn lijn. Áls er sprake is van een overdrachtsverbod met goederenrechtelijke werking, is overdracht of verpanding onmogelijk. De omvang van het overdrachtverbod blijft dan ook gelijk. Toch is er sprake van een beperking. De vraag of de schending van een overdrachtverbod goederenrechtelijke werking heeft of dat er slechts sprake is van wanprestatie, hangt volgens de Hoge Raad af van de uitleg van de betreffende bepaling. Daarbij geldt als uitgangspunt dat verpandingsverboden geen goederenrechtelijke werking hebben, tenzij uit de formulering blijkt dat een dergelijke werking juist beoogd is.

Iedereen die niet met andere schuldeisers dan eigen leveranciers geconfronteerd wil worden, dient het overdrachtverbod uit zijn algemene voorwaarden dus goed na te zien. Slechts indien duidelijk is dat goederenrechtelijke werking beoogd is, heeft het verbod het gewenste effect. Dit kan bereikt worden door expliciet op te nemen dat goederenrechtelijke werking beoogd is of door te verwijzen naar artikel 3:82 lid 2 BW, het artikel waarin is geregeld dat een vordering in goederenrechtelijke zin onoverdraagbaar kan worden gemaakt. Mits goed gebruikt is het overdrachtverbod dus verre van passé!

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mr. Willem-Jan Smits, 073 61 61 100.