Het omgangsrecht van de bekende spermadonor met zijn biologische kind

Een biologische vader kan een verzoek indienen tot vaststelling van omgang tussen hem en zijn biologische kind. Om dit verzoek ontvankelijk te laten zijn moet er sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en het kind. Dit betekent dat de biologische vader in een bepaalde mate betrokken dient te zijn (geweest) bij de verzorging en opvoeding van het kind. Dit geldt ook voor de niet-anonieme spermadonor. Op 2 november 2012 heeft de Hoge Raad bepaald wanneer een bekende spermadonor recht heeft op omgang met zijn biologische kind. De casus was als volgt: De biologische moeder en de duomoeder waren geregistreerd partners. Zij hadden een kinderwens en hebben met behulp van een voor hen bekende donor door middel van kunstmatige inseminatie een kind verwerkt met het zaad van de donor. De biologische moeder en de spermadonor hebben geen relatie gehad. De donor is niet bij de geboorte aanwezig geweest en heeft het kind niet erkend. De donor verzocht vervolgens bij de rechtbank om vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en het kind. Hij stelde dat hij alleen bereid was als donor op te treden als hij een band met het kind zou kunnen opbouwen. Volgens de donor heeft de biologische moeder daarmee ingestemd. Hij heeft het kind echter maar één keer mogen zien, kort na de geboorte, en vervolgens is ieder contact met het kind tegengehouden.

De rechtbank verklaart de donor niet-ontvankelijk in zijn verzoek op de grond dat het enkele biologische vaderschap onvoldoende is om een nauwe persoonlijke betrekking aan te nemen, die de wet voor het vaststellen van een omgangsregeling vereist. Het Hof komt in hoger beroep tot een ander oordeel en neemt wél een nauwe persoonlijke betrekking aan. Het Hof hecht in dit verband waarde aan het feit dat de moeder de donor tijdens de zwangerschap op de hoogte heeft gehouden, dat hij het kind na de geboorte heeft gezien en dat hij het kind een cadeau heeft gegeven. Het Hof wijst het verzoek tot omgang echter af omdat dit niet in het belang van het kind wordt geacht te zijn.Ondanks dat er geen omgangsregeling is vastgesteld gaan de duomoeders in cassatie bij de Hoge Raad. Zij bestrijden namelijk de vaststelling door het Hof van de nauwe persoonlijke betrekking tussen de donor en het kind. De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkenheid tussen de donor en het kind, zoals die hier bestond, onvoldoende was om aan de spermadonor een omgangsrecht op grond van een nauwe persoonlijke betrekking toe te kennen, nu daaruit niet volgt dat het voornemen of de bedoeling bestond een familieband te doen ontstaan tussen de donor en het kind. De Hoge Raad heeft de beslissing van het Hof vernietigd en de beslissing van de Rechtbank bekrachtigd.

Voor het antwoord op de vraag welke bijkomende omstandigheden dan wél voldoende zijn om tussen een bekende spermadonor en zijn biologische kind een nauwe persoonlijke betrekking aan te nemen, kan aanknoping worden gezocht bij de reeds bestaande jurisprudentie op dit terrein. Onze advocaten kunnen u hierover verder informeren.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Peter de Bruijn.