Geen hogere tarieven voor logopedisten

logopedisten

Logopedisten hebben op 1 maart jl. van de Rechtbank Den Haag te horen gekregen dat zij geen hogere tarieven van zorgverzekeraars krijgen. Volgens de rechtbank zijn er tussen beroepsgroep en zorgverzekeraars geen juridisch afdwingbare afspraken gemaakt om kostendekkende tarieven te betalen. Hoe is de rechtbank tot deze uitspraak gekomen? 

Bestuurlijke Afspraken

In deze zaak gaat het om de verplichtingen uit de zogenaamde Bestuurlijke Afspraken paramedische zorg 2019 – 2022 (‘Bestuurlijke Afspraken’). In de Bestuurlijke Afspraken staat dat de betrokken partijen zich committeren aan de gewenste transformatie naar de juiste zorg op de juiste plek met als belangrijke inspiratiebron het rapport ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek’ uit 2018.

Onderdeel van de Bestuurlijke Afspraken is dat partijen een gezamenlijk kostenonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek omvat fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, huidtherapie, ergotherapie en diëtetiek. Het kostenonderzoek richt zich op een kostprijsonderzoek in combinatie met een onderzoek naar de betaalbaarheid van de zorg en biedt inzicht voor de afzonderlijke beroepsgroepen. Met betrekking tot dit kostprijsonderzoek is in de Bestuurlijke Afspraken onder meer vastgelegd dat zorgverzekeraars ‘de uitkomsten ter harte zullen nemen’.

Uitleg volgens partijen

De (7) logopedisten betogen dat ’ter harte nemen’ hetzelfde betekent als ‘zich er naar richten’ en moet het ’ter harte nemen van de uitkomsten van het kostenonderzoek’ door de zorgverzekeraars, redelijkerwijs zo worden uitgelegd dat de Zorgverzekeraars – uitgaande van de dan berekende gemiddelde kostprijs – in ieder geval kostendekkende tarieven zouden aanbieden.

Volgens de (14) zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland moet de passage zo worden uitgelegd, dat zij de uitkomsten van het kostenonderzoek aannemen en integraal meenemen in hun overwegingen rondom beleidsvorming en tariefstelling. Een verplichting om de tarieven tot een bepaald bedrag te verhogen ligt daarin volgens hen niet besloten. Of de uitkomsten van het kostenonderzoek uiteindelijk daadwerkelijk een uitwerking hebben op de tarieven, wanneer en hoe, is aan de individuele zorgverzekeraar en mede afhankelijk van de vorderingen die de betreffende brancheverenigingen maken.

Oordeel rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak aankomt op de uitleg van de Bestuurlijke Afspraken die volgens partijen moeten worden gezien als (wederkerige) overeenkomst waaruit voor hen over en weer rechten en verplichtingen voortvloeien. Bij de uitleg van de Bestuurlijke Afspraken gaat het niet alleen om de taalkundige uitleg, maar ook op wat partijen – gelet op alle omstandigheden van het geval – over en weer redelijkerwijs mochten verwachten. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat het hier gaat om een overeenkomst waarbij de afzonderlijke logopedisten en zorgverzekeraars zelf niet direct betrokken waren, maar om de uitkomst van overkoepelend landelijk overleg tussen de overheid en de betrokken branche- en belangenorganisaties.

De rechtbank honoreert het betoog van de logopedisten niet .De woorden ’ter harte nemen’ in de Bestuurlijke Afspraken zien volgens de rechtbank taalkundig op het omgaan met de uitkomsten van het kostenonderzoek en niet op het resultaat daarvan; wat dat precies betekent voor de aan te bieden tarieven. Ook de overige afspraken over het kostprijsonderzoek wijzen er volgens de rechtbank niet op dat de zorgverzekeraars na het onderzoek tarieven zullen aanbieden die aansluiten op bij de (geïndexeerde) werkelijke of de kostprijs bij normatieve kosten en geldende productiviteit zoals die naar voren komt uit het kostenonderzoek. In die afspraken staat over het uit te voeren kostenonderzoek en over de te nemen vervolgstappen immers dat de uitkomsten van het kostprijsonderzoek moeten worden vertaald in scenario’s voor de betaalbaarheid van de zorg, waarbij gevolgen van eventuele tariefaanpassingen onderzocht worden en wordt gekeken naar de doelmatigheid van het volume van zorg. Verder hebben de logopedisten ook geen feiten en omstandigheden aangedragen die een ander oordeel rechtvaardigen.

Slot

De jarenlange onvrede van (praktijkhoudende) logopedisten over niet-kostendekkende tarieven mondt bij de Rechtbank Den Haag helaas uit in een afwijzend vonnis. Dat de aangeboden tarieven zelfs de werkelijke kosten niet dekken is volgens de rechtbank echter niet voldoende onderbouwd. Daarvan kan dan ook niet worden uitgegaan, nog afgezien van de vraag wat dit voor gevolgen in deze procedure zouden hebben, aldus de rechtbank.

Al met al een voor zelfstandige logopedisten moeilijk te verteren uitkomst, die al jaren kampen met hoge kosten die niet door de (gemiddelde) tarieven van zorgverzekeraars worden gedekt. Van een eventueel hoger beroep in deze zaak houden wij u op de hoogte.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?