Franchise Facetten: voorstel van Wet Franchise

I. PRECONTRACTUELE FASE

In februari 2020 is het wetsvoorstel voor de Wet Franchise bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is Nederland op weg naar een Wet Franchise. Het eerdere idee om de Nederlandse Franchise Code in de wet te verankeren is losgelaten. Dat plan stuitte op verzet, met name van franchisegevers. De Wet Franchise beoogt een versterking van de positie van de franchisenemers en meer transparantie in de contractuele relatie tussen de franchisegever en de franchisenemers. Er zijn meer landen met een Franchisewet: zoals Frankrijk (sinds 1989), België (sinds 2005, herzien in 2014), en Italië (2004). In Nederland is franchiserecht gevormd door jurisprudentie in de vorm van arresten van de Hoge Raad, maar ook veel lage jurisprudentie. Ook in Duitsland is franchiserecht rechtersrecht. Dit artikel is het eerste artikel in een serie van vier, waarin wordt ingegaan op aspecten die door de Wet Franchise zullen worden geregeld. Het gaat dan om de precontractuele fase (I), tussentijdse wijziging van de franchiseformule (II), de beëindiging van de samenwerking (III) en de gecreëerde overlegstructuur (IV).

De precontractuele fase: nu

In 2002 heeft de Hoge Raad ( arrest Paalman / Lampenier ) geoordeeld dat er geen algemene verplichting bestaat voor de franchisegever om de franchisenemer in te lichten over de te verwachten omzet of winst; verstrekt een derde op aangeven van de franchisegever een prognose aan de franchisenemer en bevat die prognose fouten, dan is de franchisegever aansprakelijk indien de franchisegever wist van de fouten en de franchisenemer daarop niet heeft gewezen. In 2017 heeft de Hoge Raad ( arrest Street One ) geoordeeld dat de franchisegever aansprakelijk is voor fouten in een door hemzelf opgestelde prognose, ook indien de franchisegever geen wetenschap van die fouten had. Het huidige rechtersrecht verplicht de franchisegever niet om de franchisenemer een termijn voor bedenktijd te geven voordat tot ondertekening van de franchiseovereenkomst wordt overgegaan. De informatie die de franchisegever dient te verstrekken is van geval tot geval verschillend.

De precontractuele fase in de Wet Franchise

De Wet Franchise acht het voornaam dat de aspirant-franchisenemer voldoende tijd heeft om de door de franchisegever te verstrekken informatie te doorgronden. De door de Wet Franchise opgesomde informatie dient door de franchisegever aan de aspirant-franchisenemer ten minste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst te worden verstrekt. Het gaat dan om het ontwerp van de franchiseovereenkomst inclusief de bijlagen, de voorschriften inzake de door de franchisenemer te betalen vergoedingen, financiële bijdragen en investeringen, informatie over de overlegstructuur, de mogelijkheden voor de franchisegever om, al dan niet via afgeleide formules, te concurreren met de franchisenemer – bijvoorbeeld webwinkels die grote invloed kunnen hebben op de omzet van franchisenemers – en over de mogelijkheden om kennis te nemen van omzet gerelateerde gegevens die voor de bedrijfsvoering van de franchisenemer van belang zijn danwel de franchisenemer zelf betreffen, informatie over de financiële positie van de franchisegever, de beoogde locatie van de franchiseonderneming danwel – bij gebreke daaraan -van (een) vergelijkbaar geachte onderneming(en) alsmede alle overige informatie waarvan de franchisegever redelijkerwijze kan vermoeden dat die van belang is voor het aangaan van de franchiseovereenkomst.

Tijdens de termijn van vier weken dient de aspirant-franchisenemer maatregelen te treffen om te voorkomen dat hij onder de invloed van onjuiste veronderstellingen de franchiseovereenkomst aangaat. Gedurende die periode kan de franchisenemer zich laten adviseren. Tijdens de periode van vier weken mag de franchisegever niet overgaan tot het aanbrengen van wijzigingen – tenzij de wijzigingen in het voordeel van de franchisenemer zijn – en mag evenmin een onlosmakelijk met de franchiseovereenkomst verbonden overeenkomst – zoals een huurovereenkomst – worden aangegaan. Alleen mag een non-disclosure overeenkomst strekkende tot geheimhouding worden aangegaan. Ook mag de franchisegever gedurende die periode geen betalingen of investeringen afdwingen van de franchisenemer. De periode van vier weken behoeft slechts dan niet in acht te worden genomen indien voorafgaand aan de beoogde overeenkomst reeds een franchiseovereenkomst was aangegaan tussen partijen inzake dezelfde franchiseformule. De informatie moet op een zodanige wijze worden verstrekt dat deze voor toekomstige raadpleging beschikbaar is en zodanig zijn opgesteld dat de aspirant-franchisenemer redelijkerwijs een weloverwogen besluit kan nemen over het aangaan van de franchiseovereenkomst.

Er mag niet ten nadele van de franchisenemer van de voorafgaande verplichtingen worden afgeweken; gebeurt dat toch, dan kan de franchisenemer zo’n bepaling vernietigen, dat wil zeggen dat die bepaling geacht wordt niet te zijn overeengekomen. De standstill-bepaling is vergelijkbaar met Frankrijk, België en Italië. In België en Frankrijk bedraagt deze term 30 dagen, in Frankrijk 20 dagen en Nederland kiest voor vier weken. Gelet op de ervaringen in die landen wordt een periode van vier weken afdoende geacht.

De precontractuele informatieverplichting omvat nadrukkelijk niet het handboek, daar dat handboek meestal gedetailleerde en praktische uitvoeringsinformatie bevat. Echter, mochten in het handboek voorschriften zijn opgenomen op grond waarvan betalingen of investeringen kunnen worden verlangd van de franchisenemer, dan moeten die bepalingen ook samen met het concept van de franchiseovereenkomst aan de aspirant-franchisenemer worden verstrekt. De franchisegever kan dan kiezen voor het verstrekken van een afzonderlijk overzicht van die verplichtingen of het opstellen van een financiële bijsluiter. De franchisegever moet ook de contactgegevens van het vertegenwoordigend orgaan van de franchisenemers verstrekken. De franchisenemer kan dan in contact treden met die vertegenwoordigers en kennis nemen van hun ervaringen.

Meestal zal het toereikend zijn dat de franchisegever de meest recente jaarrekening aan de franchisenemer ter beschikking stelt. Soms is meer informatie vereist, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, bijvoorbeeld indien een geconsolideerde jaarrekening onvoldoende geïndividualiseerde informatie over een dochteronderneming verstrekt danwel indien de informatie opgenomen in de jaarrekening achterhaald is door actuele ontwikkelingen.

Dat de franchisegever verplicht is financiële gegevens te verstrekken over de beoogde locatie van de franchiseonderneming zal niet alleen kunnen omvatten omzetgegevens die aldaar zijn behaald door een eerdere franchiseonderneming, maar ook bijvoorbeeld vestigingsplaatsonderzoeken, onderzoek naar de lokale koopkracht of huurprijzen. Wordt de aspirant-franchisenemer de eerste die aldaar een franchiseonderneming zal exploiteren, dan dient de franchisegever informatie te verstrekken van vergelijkbare ondernemingen op een andere locatie. Waarom de situatie dan vergelijkbaar is met die van de aspirant-franchisenemer moet door de franchisegever worden verklaard.

Nadrukkelijk omvat de Wet Franchise geen verplichting voor de franchisegever om een omzetprognose te verstrekken! Dat geldt ook niet op grond van de ontwikkelde jurisprudentie. Afwijking van de door de Hoge Raad bepaalde koers is niet beoogd. De informatieverplichting heeft betrekking op historische financiële gegevens.

De termijn van vier weken van de standstill-periode mag niet worden verkort, maar moet wel worden verlengd indien de omvang of aard van de verstrekte informatie redelijkerwijs niet binnen een termijn van vier weken kan worden doorgrond door de franchisenemer. Indien de franchisegever gedurende de periode van vier weken nieuwe concepten of informatie aan de franchisenemer verstrekt, gaat de termijn van minimaal vier weken opnieuw van start.

De franchisenemer is gehouden om de verstrekte informatie deugdelijk te bestuderen en zo nodig deskundige bijstand in te schakelen alsmede om navraag te doen bij andere franchisenemers. De franchisenemer is een zelfstandige ondernemer die eigen verantwoordelijkheden en een onderzoeksplicht heeft. Daarnaast voorziet de Wet Franchise erin dat ook de aspirant-franchisenemer tijdig aan de franchisegever informatie verstrekt over zijn financiële positie, voor zover redelijkerwijs van belang voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Daarvoor geldt geen verplicht in acht te nemen termijn.

Conclusie

Na het in werking treden van de Wet Franchise zal de franchisegever voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst met de aspirant-franchisenemer zeer veel informatie moeten verstrekken aan de franchisenemer en de franchisenemer een standstill-periode gunnen om deze informatie te doorgronden van vier weken. Gedurende deze periode mag de franchisenemer niet onder druk gezet worden en mag de informatie niet gewijzigd of aangevuld worden, tenzij zulks ten voordele van de aspirant-franchisenemer is. De franchisenemer heeft zelf een onderzoeksplicht en dient alles wat redelijkerwijze mogelijk is in het werk te stellen om te voorkomen dat onder invloed van onjuiste veronderstellingen de franchiseovereenkomst wordt aangegaan. De Wet Franchise versterkt de positie van de franchisenemer in de onderhandelingsfase.

In de komende periode zullen nog drie artikelen in het kader van de reeks Franchise Facetten over de aankomende Wet Franchise worden gepubliceerd.

Voor vragen over franchise in het algemeen en de aankomende Wet Franchise in het bijzonder kunt u zich wenden tot mr. Ferry Weelen en mr. Merel Franke.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?