Franchise Facetten; Schending exclusiviteit

exclusiviteit

Onderdeel van vrijwel iedere franchiseovereenkomst is een vorm van exclusiviteit voor franchisenemer, welke exclusiviteit doorgaans aan een gespecificeerd territoir wordt gekoppeld. Op 9 september jl. wees de Rechtbank Gelderland in kort geding een interessant vonnis over de schending van een dergelijk exclusiviteitsbeding door franchisegever.

De kwestie draaide om Franchisegever en Franchisenemer die op 28 januari 2016 een franchiseovereenkomst waren aangegaan. Deze franchiseovereenkomst bevatte een exclusiviteitsbeding, inhoudende dat Franchisegever Franchisenemer het uitsluitend recht verleende tot gebruik van de formule en dat Franchisegever zonder toestemming van Franchisenemer het gebruik van deze formule aan derden – in een straal van vijf kilometer (in een stedelijk gebied) of vijftien kilometer (in een landelijk gebied) rond de vestigingsplaats van Franchisenemer – niet zou toestaan.

Franchisegever sloot op enig moment echter ook een franchiseovereenkomst met een derde, die vanaf 1 juni 2016 eveneens gebruik ging maken van de formule en hemelsbreed op een afstand van slechts 4,65 kilometer van Franchisenemer was gevestigd.

Toen Franchisenemer Franchisegever hierop aansprak, stelde deze zich op het standpunt dat de franchiseovereenkomst met de derde eerder was gesloten, zodat deze partij de oudste rechten zou hebben.

Franchisenemer zag zich hierop kennelijk genoodzaakt om in kort geding nakoming van de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst, in het bijzonder het exclusiviteitsbeding, te vorderen.

In kort geding kwam vast te staan dat de franchiseovereenkomst met de derde later was gesloten dan die met Franchisenemer. De voorzieningenrechter merkte dienaangaande (aanvullend) op dat irrelevant is welke franchiseovereenkomst als eerste werd aangegaan, daar op grond van het verbintenissenrecht geen rangorde bestaat ten aanzien van de rechten die beide partijen aan de franchiseovereenkomst jegens Franchisegever kunnen ontlenen. Franchisegever was dus jegens beide partijen gehouden tot nakoming van de franchiseovereenkomst.

Geoordeeld werd dat nu Franchisegever zonder toestemming van Franchisenemer een franchiseovereenkomst had gesloten met een derde in een straal van minder dan vijf kilometer rond de vestigingsplaats van Franchisenemer, hij inbreuk maakte op het exclusiviteitsbeding. Gelet op het exclusiviteitsbeding in de franchiseovereenkomst met Franchisenemer, mag Franchisegever geen uitvoering geven aan de franchiseovereenkomst met de derde. Weliswaar levert dit mogelijk wanprestatie en schadeplichtigheid van Franchisegever jegens de derde op, maar dit gegeven dient volgens de voorzieningenrechter voor risico van Franchisegever te komen.Met de opzegging door Franchisegever van diens franchiseovereenkomst met de derde (per 30 april 2017) hoeft Franchisenemer geen genoegen te nemen. De vorderingen tot voortzetting van de franchiseovereenkomst met Franchisenemer en tot staking van de uitvoering van de franchiseovereenkomst met de derde werden toegewezen.

Franchisenemer stelde zich ook nog op het standpunt dat Franchisegever niet aan diens verplichting tot levering van de huisstijl (meer specifiek het aanleveren van bebording) had voldaan en vorderde dientengevolge schadevergoeding. Naast de terughoudendheid waarmee in het algemeen in kort geding geldbedragen worden toegewezen, concludeerde de voorzieningenrechter dat voormelde schadevergoedingsvordering in het geheel niet was onderbouwd en moest worden afgewezen. Uit de overwegingen dienaangaande leid ik af dat de voorzieningenrechter mogelijk meer oren had naar een vordering tot schadevergoeding als gevolg van schending van de exclusiviteit dan het niet aanleveren van de bebording (“waar het – zoals hiervoor is overwogen – alleen om gaat“). Wellicht een gemiste kans voor Franchisenemer.

Franchisenemer heeft wel bewerkstelligd dat Franchisegever – op straffe van verbeurte van een dwangsom – is veroordeeld tot nakoming van diens verplichtingen jegens Franchisenemer (waaronder het alsnog aanleveren van bebording) en  het staken van de uitvoering van de franchiseovereenkomst met de derde. Een spagaat voor Franchisegever.

Klik hier voor de voormelde uitspraak.

Britt van Helvert – Holla Advocaten

Ondernemingsrecht

Franchiseteam