Einde gemeenschap van goederen in zicht?

Op 19 april 2016 is het wetsvoorstel beperking gemeenschap van goederen door de Tweede Kamer aangenomen. Niet het trouwen in gemeenschap van goederen, maar een beperkte versie daarvan zou volgens het voorstel de nieuwe standaard moeten zijn. Wie toch in gemeenschap van goederen wil trouwen, zal dit bij de notaris moeten regelen.

Huidige systeem
Nederland kent al sinds 1838 de wettelijke algehele gemeenschap van goederen als basisstelsel. Wie trouwt zonder het opstellen van huwelijkse voorwaarden, trouwt automatisch (van rechtswege) in gemeenschap van goederen. Deze gemeenschap omvat alle goederen die partijen bij het aangaan van het huwelijk hadden, alsmede de goederen die later worden verkregen. Uitzonderingen hierop zijn goederen waarvan bij testament of gift is bepaald dat deze niet in een gemeenschap van goederen vallen en verknochte goederen of schulden (denk hierbij aan een bepaalde immateriële schadevergoedingen). Ook de aandelen van een voor of tijdens het huwelijk opgerichte vennootschap vallen dus in de gemeenschap van goederen en zullen bij een eventuele echtscheiding moeten worden verdeeld.

Met dit basisstelsel loopt ons land internationaal bezien flink uit de pas. Alleen in Suriname en Zuid-Afrika geldt nog een soortgelijke regel. Hoog tijd dus om het huwelijksvermogensrecht aan te passen, vonden de initiatiefnemers.

Initiatiefwetsvoorstel beperking wettelijke gemeenschap van goederen
Het initiatiefwetsvoorstel beperking wettelijke gemeenschap van goederen is al enige tijd geleden door de Tweede Kamerleden Swinkels (D66), Recourt (PvdA) en Van Oosten (VVD) ingediend. Kern van het voorstel is om de gemeenschap te beperken tot datgene dat beide echtgenoten tijdens het huwelijk hebben opgebouwd. Goederen die de echtgenoten al vóór het huwelijk hadden en erfenissen en/of schenkingen vallen voortaan buiten de (beperkte) gemeenschap.

Voor het ondernemingsvermogen is in het wetsvoorstel een bijzondere bepaling opgenomen. Als een echtgenoot gedurende het huwelijk inspanningen pleegt ten behoeve van een onderneming die niet tot de beperkte gemeenschap behoort, dan dient het resultaat van deze inspanningen toch ten gunste te komen van de beperkte gemeenschap. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding aan de beperkte gemeenschap wordt de redelijkheid in acht genomen. Eenzelfde vergoedingsregeling geldt als een echtgenoot de onderneming in de vorm van een eigen besloten vennootschap drijft en zelfstandig de hoogte van de winstuitkeringen kan bepalen. De initiatiefnemers hebben dus bewust gekozen voor een uitdrukkelijke regeling voor ondernemingen, om te voorkomen dat de echtgenoot van de ondernemer geen (redelijke) vergoeding krijgt voor de door hem of haar verrichte arbeidsinspanningen die tot een waardevermeerdering van de onderneming hebben geleid.

Het initiatiefwetsvoorstel heeft al veel pennen in beweging gezet. Of het huidige wetsvoorstel daadwerkelijk in deze vorm in werking treedt en wanneer, is op dit moment nog niet duidelijk. Het voorstel moet eerst nog worden goedgekeurd door de Eerste Kamer. Wie zonder huwelijkse voorwaarden in het huwelijksbootje stapt, trouwt voorlopig dus nog gewoon in een algehele gemeenschap van goederen.