De rol van de bewindvoerder bij ontruiming huurwoning: part 2

Vorig jaar bent u geïnformeerd over de vraag of een bewindvoerder al dan niet als formele procespartij in de procedure tot ontruiming van de huurwoning moet worden betrokken. In dit artikel is aan de orde gekomen dat er binnen de rechtspraak verdeeldheid is over de rol van de bewindvoerder in een ontbindings- en ontruimingsprocedure. De rechtbank Gelderland had de stoute schoenen aangetrokken door een drietal prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over dit omstreden onderwerp te stellen. Onlangs heeft de Hoge Raad zich hierover uitgelaten.

Kan de bewindvoerder door te verschijnen in een zaak waarin de huurder is gedagvaard als procespartij worden aangemerkt?

Volgens de Hoge Raad kan een bewindvoerder door te verschijnen in een zaak waarin de huurder is gedagvaard als formele procespartij worden aangemerkt. De bewindvoerder is bevoegd om een rechtsmiddel tegen de verhuurder in te stellen. Denk hierbij aan het instellen van een verzetprocedure naar aanleiding van een verstekvonnis, indien in dit vonnis is geoordeeld over een onder bewind gesteld goed.

Dient de bewindvoerder te worden gedagvaard ongeacht de vraag of de verhuurder als eisende partij bekend was of behoorde te zijn met de onderbewindstelling van de goederen van de huurder?

In een procedure met betrekking tot een onder bewind gesteld goed dient de bewindvoerder in rechte te worden betrokken. De bewindvoerder vertegenwoordigt de huurder in en buiten rechte. Indien de verhuurder de procedure tegen de huurder aanhangig heeft gemaakt, omdat hij niet met het bewind bekend was of behoorde te zijn, dan kan de bewindvoerder in rechte verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen. Hiervoor gelden geen bijzondere formaliteiten. Een daartoe strekkende brief aan de verhuurder en de rechter volstaat, aldus de Hoge Raad. Het voorgaande geldt ook voor het geval de verhuurder een rechtsmiddel (bijvoorbeeld hoger beroep) tegen de huurder in plaats van de bewindvoerder heeft ingesteld.

Indien de verhuurder of de rechter gedurende de procedure bekend wordt met het bewind, dan kan de bewindvoerder worden opgeroepen om in de procedure te verschijnen. Dit kan door middel van een aangetekende brief door de verhuurder, of ambtshalve op verzoek van de rechter.

Dient een vordering van een verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de huurwoning te worden ingesteld tegen de huurder of tegen de bewindvoerder?

Een vordering van een verhuurder tot ontbinding van een door de huurder voor de instelling van het bewind gesloten huurovereenkomst, en tot ontruiming van de huurwoning, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder. Volgens de Hoge Raad vallen de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten in het onder bewind gestelde vermogen. Het huurgenot wordt aangemerkt als een goed, omdat het een vermogensrecht is. Aangezien het beschermingsbewind zich strekt tot het beheer van de onder het bewind gestelde goederen, is de huurder beheersonbevoegd en onbevoegd om te procederen. De bewindvoerder wordt niet als partij bij de huurovereenkomst gezien, maar hij treedt in een ontbindings- en ontruimingsprocedure wel op als formele procespartij.

Wetswijziging

Met ingang van 1 januari 2014 is de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap ingetreden. Voorgaande antwoorden gelden ook na deze wetswijziging.

Niet – ontvankelijkheid

Indien niet de bewindvoerder als formele procespartij in rechte wordt betrokken, maar juist de huurder als rechthebbende, dan is de verhuurder in beginsel niet-ontvankelijk. De verhuurder kan een openbaar bewindregister raadplegen om in te zien of en in hoeverre de huurder onder bewind is gesteld. Voorafgaand aan het aanhangig maken van een ontbindings- en ontruimingsprocedure, alsmede als sprake is van huurachterstand en/of schade aan de huurwoning, doet de verhuurder er verstandig aan om dit register te raadplegen.

Echter, er geldt geen publicatieplicht met betrekking tot een ingesteld beschermingsbewind. Voor de verhuurder valt dan ook niet altijd in te zien of de huurder al dan niet onder bewind is gesteld. In dit geval leidt het niet dagvaarden van de bewindvoerder niet tot niet-ontvankelijkheid, omdat sprake is van ‘verschoonbare onwetendheid’.

Evenmin heeft de verhuurder een onderzoeksplicht om het bewindregister te raadplegen. Echter, indien er omstandigheden zijn waaruit volgt dat de verhuurder weet dat de goederen van de huurder onder bewind zijn gesteld, dan leidt dit in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van de verhuurder. De verhuurder kan wel ontvankelijk worden verklaard, als sprake is van een kennelijke vergissing aan de zijde van de verhuurder, of als de huurder geen in redelijkheid te respecteren belang bij niet-ontvankelijkheid heeft.

Ontruiming gehengen en gedogen?

Gelet op het voorgaande moet de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning tegen de bewindvoerder ingesteld worden. Bij toewijzing van de ontruimingsvordering, zal de bewindvoerder worden veroordeeld om de huurwoning te ontruimen.

Recent heeft rechtbank Gelderland in een kort geding geoordeeld over een ontruimingsvordering. De verhuurder had, waarschijnlijk zekerheidshalve, de vordering tot ontruiming van de huurwoning ingesteld tegen zowel de huurder als tegen zijn bewindvoerder. De kortgedingrechter heeft de ontruimingsvordering tegen de huurder afgewezen, en de vordering tot ontruiming van de huurwoning tegen de bewindvoerder toegewezen.

Tevens had de verhuurder (niet subsidiair) de kortgedingrechter verzocht om de bewindvoerder te laten verklaren de ontruiming te gehengen en te gedogen. Mede gelet op de toewijzing van de vordering tot ontruiming van de huurwoning tegen de bewindvoerder, oordeelde de kortgedingrechter dat de verhuurder geen belang had om een dergelijke verklaring te verkrijgen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mr. Anke Groffen of met mr. Bart Poort, 040 238 06 00.