Nog een rondje voor de bierfiets in centrum Amsterdam

Het gebiedsverbod voor de bierfiets in het centrum van Amsterdam gaat voorlopig nog niet in. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam oordeelde dat het besluit van de burgemeester onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd.

Op 3 oktober jl. heeft de burgemeester van Amsterdam een besluit genomen op grond van artikel 2.17A van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) waarbij het centrum van Amsterdam wordt aangewezen als gebied waar het verboden is om zich met een groepsfiets te bevinden. De bierfiets is een dergelijke groepsfiets. Tegen dit besluit heeft een groep exploitanten van bierfietsen bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De bierfietsexploitanten betogen dat er geen rekening is gehouden met hun belangen, omdat het gebiedsverbod betekent dat zij hun werkzaamheden niet meer kunnen uitvoeren en dat dit hun faillissement tot gevolg zal hebben. Het verbod ziet namelijk op het gehele centrum van Amsterdam, waar de exploitanten gevestigd zijn en waar hun bierfietsen gestald staan. Daarnaast voeren zij aan dat de burgemeester niet bevoegd is een dergelijk besluit te nemen dat betrekking heeft op de verkeersveiligheid.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester op grond van de regeling in de APV bevoegd is om een dergelijk besluit te nemen. Echter de bevoegdheid heeft betrekking op de openbare orde en hij mag daarom geen aspecten van verkeershinder en – veiligheid bij zijn besluitvorming betrekken. De burgemeester legt een groot aantal klachten van bewoners en winkeliers uit het centrum van Amsterdam aan het besluit ten grondslag. Van deze klachten blijkt echter niet – of niet voldoende – welke er betrekking hebben op de openbare orde en welke zien op de verkeersveiligheid. Het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook dat het besluit niet zorgvuldig genoeg onderbouwd is. Ook oordeelt de voorzieningenrechter dat de burgemeester onvoldoende kenbaar stilgestaan heeft bij de belangen van de exploitanten door het gehele centrumgebied aan te wijzen als verboden gebied. Er is geen voorziening getroffen voor de exploitanten waarbij zij hun bierfietsen buiten het gebied kunnen verplaatsen of kunnen stallen. Kortom het besluit is onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en de burgemeester krijgt de opdracht om in zijn beslissing op bezwaar een nadere inventarisatie en afweging van de betrokken belangen te betrekken. De inwerkingtreding van het besluit wordt door de voorzieningenrechter geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.