´Beste werkgever, hoe is de auto van de zaak eigenlijk verzekerd?´

Uitspraak van de Hoge Raad op 11 juli 2014.

Een werknemer is zeer fortuinlijk dat hij in een BMW ‘van de zaak’ mag rijden. Als de trotse gebruiker zijn sleutelbos in het slot van de voordeur van de woning laat zitten terwijl hij achter de woning zich met andere zaken bezig houdt, verdwijnt die sleutelbos en successievelijk de BMW door de inspanningen van het dievengilde. En helaas valt de werkgever tussen de werkgeverswal en het verzekeringsschip.

De auto was tegen diefstal verzekerd. Die verzekering – dat ligt nogal voor de hand in de praktijk – was door de werkgever afgesloten. Een verzekeringsmaatschappij, zo regelt in beginsel de wet, keert niet uit als de schade het gevolg is van opzet of roekeloosheid. Daarvan mag echter worden afgeweken in een geval als dit. De verzekering bepaalde dat er geen uitkering zou volgen als de diefstal het gevolg was van grove schuld of onzorgvuldig handelen. De lat om niet uit te keren, lag hier dus lager dan het niveau waarop de wet die legt.

De verzekeringsmaatschappij heeft een uitkering kunnen weigeren. Je autosleutels onbeheerd aan de voordeur laten hangen, is nu eenmaal niet echt handig. Integendeel, het levert onzorgvuldig handelen of grove schuld op.

De wet bepaalt dat een werknemer aansprakelijk is voor schade die hij bij het uitvoeren van zijn werk, opzettelijk of roekeloos toebrengt. In dat geval kan de werkgever de schade verhalen op de werknemer. Maar hier werd de auto op het moment van de diefstal niet voor het werk gebruikt. Dat zou dus betekenen dat de wettelijke beperking voor verhaal van schade waarvoor de werknemer verantwoordelijk is (alleen als de schade opzettelijk of roekeloos is toegebracht) niet van toepassing is.

De Hoge Raad gaat daar niet in mee. Hij formuleert als uitgangspunten dat volgens de wet de lat om niet uit te keren krachtens een verzekering, hoger ligt dan volgens de onderhavige verzekeringen het geval is en dat een werknemer deze forse schade zelf bezwaarlijk kan dragen. Goed werkgeverschap brengt dan met zich mee:

“dat een werkgever niet-verzekerde schade van meer dan geringe omvang niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering die alleen geen dekking biedt bij opzet en roekeloosheid. Een andere regel zou immers meebrengen dat de werknemer wordt blootgesteld aan een risico waarvan hij veelal niet of in onvoldoende mate zal zijn doordrongen, zelfs indien hij daarvoor is gewaarschuwd — doordat hij niet zelf de keuze voor de verzekering heeft gemaakt, maar deze door de werkgever is gemaakt — en dat hij, gelet op de omvang ervan, veelal niet zal kunnen dragen of had willen lopen, terwijl dat risico eenvoudig te ontgaan zou zijn geweest door een meer volledige verzekering af te sluiten.”

Het gaat er dus om dat de werknemer zich van het risico dat hij loopt (een ‘lagere dekkingsgraad’) bewust is. Enkel waarschuwen daarvoor is onvoldoende.

De Hoge Raad verraadt ook hoe daar dan wel mee moet worden omgegaan. De werkgever moet de werknemer zelf laten kiezen tussen een volledige verzekering die ook dekking biedt in geval van grove schuld of roekeloosheid en een verzekering die een mindere graad van dekking verleent ofwel de lat om niet uit te keren lager legt voor de verzekeraar ofwel bij minder ernstige varianten dan opzet of roekeloosheid al mogelijk maakt dat niet uitgekeerd hoeft te worden. Daarbij moet dan ook duidelijk zijn dat de mogelijkheid bestaat dat de werkgever verhaal kan zoeken voor niet verzekerde schade die is veroorzaakt buiten het werk (bij privé gebruik van de auto). Er moet dan blijken dat de werknemer ondubbelzinnig heeft gekozen voor de beperktere verzekering. Als aanvullende eis formuleerde de Hoge Raad dat de gevallen en de omvang waarin verhaal van schade mogelijk is, bovendien zal moeten zijn vastgelegd in de arbeidsovereenkomst of in een andere tussen partijen geldende regeling. In die gevallen is wel volledig verhaal van de schade van de werkgever mogelijk. In dit geval was echter onvoldoende gebleken dat de werknemer bewust gekozen had voor de beperktere verzekering en werd verhaal van de schade daarom niet toegestaan.

De les is derhalve om na te gaan hoe de auto van de zaak verzekerd is. Is dat minder dan de wet als maatstaf hanteert, dan moet er een regeling zijn waarbij de werknemer daar op gewezen wordt en een keuze worden gegeven: extra verzekeren of het risico accepteren (= uiteindelijk zelf schade dragen). Welke ondubbelzinnige keuze het is geworden, moet bewijsbaar vastgelegd worden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Barend Stroetinga, 040 23 80 600.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?