Aansprakelijkheid

motor sport

Aansprakelijkheid van de sportorganisatie

In sport- en spelsituaties geldt tussen de deelnemers een verhoogde drempel om aansprakelijkheid aan te nemen voor gedrag dat buiten de sport of het spel als onrechtmatig wordt gezien. Is de kous voor een benadeelde die als gevolg van het gedrag van een mede- of tegenstander daardoor schade ondervindt daarmee af? Nee. Van de organisatoren van sportevenementen wordt verwacht dat zij rekening houden met het gegeven dat deelnemers aan de sport of het spel elkaar daardoor schade kunnen toebrengen.

Die zorgplicht is ontleend aan de algemene regel dat gevaarzettend handelen niet zondermeer achterwege hoeft te worden gelaten, maar daarvoor bepalend is hoe waarschijnlijk het is dat onoplettendheid of onvoorzichtigheid kan worden verwacht, hoe groot de kans is dat een ongeval ontstaat, hoe ernstig de gevolgen daarvan kunnen zijn en hoe bezwaarlijk het is om voorzorgsmaatregelen daartegen te treffen.

Vertaald naar sportevenementen zal vooral de aard van de sport bepalen of er van gevaarzetting sprake kan zijn. Dammen brengt nu eenmaal minder risico’s met zich mee dan ijshockey.  Gevaarzettend zullen in het algemeen contactsporten kunnen zijn of sporten die met (mechanische) snelheid worden bedreven.

Voor organisatoren van motor-/kartsport zijn intussen twee rechterlijke uitspraken gewezen die een handvat bieden voor die aansprakelijkheid. Daarbij speelde een rol dat tijdens trainingen toegestaan werd dat ervaren rijders en onervaren rijders tegelijkertijd van het circuit gebruik mochten maken.

In beide zaken kwam een onervaren deelnemer met een ervaren deelnemer in botsing nadat de onervaren deelnemer een fout had gemaakt. In de zaak die betrekking had op karten, was een onervaren karter van de baan geraakt en bij het oprijden van de baan in botsing gekomen met een deelnemer die hem niet meer bleek te kunnen ontwijken. Daarvoor werd de onervaren karter niet verantwoordelijk gehouden. Maar de organisatie had moeten beseffen dat een dergelijk ongeval had kunnen gebeuren en maatregelen moeten treffen om zoveel mogelijk te voorkomen dat dit kon gebeuren.  De organisatie had volstaan om één baanbeheerder aan te stellen die toezicht hield op het circuit maar verzuimd op gevaarlijke plaatsen – waar de kans op een ongeval het groot moest worden geacht – voor waarschuwingen zorg te dragen als een karter van de baan was geraakt zodat andere karters daarop konden anticiperen.

Het argument dat de kosten voor het voorzien van dergelijke waarschuwingen – personeel dat een rode vlag zou opsteken of lichtsignalen – zeer hoog kunnen zijn, vormde geen argument om de aansprakelijkheid op te heffen. Omdat het een gevaarzettende sport betreft, wordt meer belang toegekend aan de veiligheid van deelnemers en moeten voorzorgsmaatregelen getroffen worden om vermijdbare ongevallen die ernstige gevolgen kunnen hebben, te voorkomen. Dat ook de ervaren karter een verwijt kon worden gemaakt, heft die aansprakelijkheid niet op.

De uitspraken kunnen vergaande consequenties hebben, vooral bij sportevenementen die als amateursport worden bedreven. De kosten om de veiligheid van de deelnemers te waarborgen kunnen namelijk hoog oplopen maar zijn niet te vermijden als aansprakelijkheid voorkomen moet worden. Het hangt daarbij echter af van de aard van de sport om te bepalen welke maatregelen vereist en redelijk zijn.

Neem voor meer informatie over sportrecht contact op met Jaimy Vanenburg