Bestuurder aansprakelijk

Bestuurder aansprakelijk jegens individuele schuldeiser.

Binnen een concern wordt er vaak een holdingvennootschap benoemd als bestuurder van een onderneming. Om te voorkomen dat door deze constructie aansprakelijkheid van de uiteindelijke bestuurder wordt ontdoken, is lange tijd geleden artikel 2:11 BW ingevoerd. Dat artikel zorgt ervoor dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon wordt doorgekoppeld naar de natuurlijk persoon die uiteindelijk bestuurder is van het concern. Lange tijd bestond er onduidelijkheid over de vraag of deze doorkoppeling ook van toepassing is op aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, tot vandaag. Vandaag (17 januari 2017) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit inderdaad ook het geval is bij aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. De uiteindelijk bestuurder kan zich dan alleen nog disculperen indien hij bewijst dat hem geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.

De kwestie

Het ging in die kwestie om een fruitexporteur in Zuid-Afrika. Zij leverde druiven aan commissionairs, die deze vervolgens doorverkochten. De opbrengst werd – na aftrek van kosten en commissie – aan de fruitexporteur voldaan. In 2005 stelde de fruitexporteur een vordering in jegens een van de commissionairs . De fruitexporteur was er namelijk achter gekomen dat de commissionair lagere prijzen had verantwoord dan de gerealiseerde prijzen en hogere douanerechten had voorgespiegeld dan er waren afgedragen.  De rechtbank oordeelde dat de commissionair inderdaad schadeplichtig was. Vervolgens ging de commissionair echter failliet.

Het concern van de commissionair zag er – voor zover relevant – als volgt uit:

 

comm

 

De fruitexporteur liet het er niet bij zitten en stelde de Holding, zijnde een rechtspersoon, en de uiteindelijk bestuurders A en B aansprakelijk op de grondslag dat zij als (indirect) bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld (artikel 6:162 BW).

Jegens de Holding en  uiteindelijk Bestuurder B werd de vordering toegewezen. Ten aanzien van Bestuurder A werd echter geoordeeld dat niet kon worden aangenomen dat hij voldoende persoonlijk betrokken was bij de onrechtmatige handeling.  Die kwestie werd dan ook (tweemaal) aan het Hof en uiteindelijk aan de Hoge Raad voorgelegd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde – kort gezegd – dat doordat de aansprakelijkheid van de Holding op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) al vaststond,  die aansprakelijkheid op grond van artikel 2:11 BW ook hoofdelijk wordt doorgeschakeld naar Bestuurder A.  Bestuurder A is dus ook automatisch aansprakelijk, tenzij hij erin slaagt te bewijzen dat er sprake is van omstandigheden waardoor hem geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Met deze uitspraak komt er niet alleen duidelijkheid voor de druivenexporteur, maar ook voor de rechtsgeleerden. De vraag of artikel 2:11 BW ook kan worden ingezet om bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW door te schakelen naar de tweedegraads (uiteindelijk) bestuurder, kan bevestigend worden beantwoord.