Nieuws
Een (tijdelijke) reddingsboei voor ondernemers?
Gepubliceerd op 29 jun. 2020
Op 4 juni jl. heeft de wetgever het Voorontwerp Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020 gepubliceerd. Deze wet geeft ondernemers met tijdelijke liquiditeitsproblemen die worden geconfronteerd met een faillissementsaanvraag, een beslaglegging of de executie van een zekerheidsrecht de mogelijkheid om hiertegen tijdelijke stappen te nemen. Het voorontwerp stelt dat de wet vervalt op 1 oktober 2020 (met mogelijkheid tot verlenging) en wordt ingesteld op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het is dus de verwachting dat deze wet op zeer korte termijn in werking zal treden.
Doel en voorwaarden
Het doel van de regeling is om ondernemers na de versoepeling van de beperkende maatregelen in het kader van de coronacrisis de gelegenheid te geven om hun bedrijf weer opnieuw op te starten. De voorgestelde regeling ziet enkel op ondernemingen die, als de beperkende maatregelen niet afgekondigd hadden hoeven worden, niet in liquiditeitsproblemen zouden zijn gekomen. De wetgever heeft aangegeven zoveel mogelijk te willen voorkomen dat verschillende ondernemers die in dezelfde keten opereren achter elkaar omvallen; het voorkomen van een domino-effect.
Een onderneming die wordt geconfronteerd met een faillissementsaanvraag, kan een verzoek tot aanhouding van de behandeling bij de rechtbank indienen. Op het moment dat schuldeisers zijn overgegaan tot beslaglegging of tot executie van een zekerheidsrecht – zoals een pandrecht – of een gelegd beslag, dan kan de ondernemer de rechtbank vragen om het beslag op te heffen of de executie te schorsen. De voorwaarden voor toewijzing van dergelijke verzoeken zijn dat summierlijk aannemelijk moet zijn dat de ondernemer hoofdzakelijk niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen in verband met de coronacrisis. Deze toestand wordt geacht te bestaan indien kan worden aangetoond dat:
- vóór het uitbreken van de crisis de ondernemer wel voldoende inkomsten had om zijn opeisbare schulden te voldoen;
- sinds het uitbreken van de crisis sprake is geweest van een omzetverlies bij de ondernemer van ten minste 20%;
- de ondernemer na verloop van de door de rechtbank gestelde termijn zijn schuldeiser(s) zal kunnen bevredigen; en
- de schuldeisers niet wezenlijk en onredelijk in hun belangen worden geschaad.
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.