Nieuws
De oproepovereenkomst
Gepubliceerd op 4 okt. 2019
Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB): de oproepovereenkomst
Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) introduceert de regering maatregelen die de spelregels tussen werkgever en werknemer met ingang van 1 januari 2020 wijzigen. Doel van de WAB is om kosten- en risicoverschillen tussen vaste en flexibele arbeid te verminderen.[1] De regering onderschrijft dat de inzet van flexibele arbeid nodig en nuttig is bij veranderende marktomstandigheden – bijvoorbeeld om schommelingen in de markt op te vangen - maar grijpt in nu de praktijk laat zien dat flexkrachten vaak ingezet worden als middel om kosten te drukken en risico’s af te wentelen. Concreet wijzigt de Minister de regels omtrent de transitievergoeding, de ketenregeling, de oproepovereenkomst, payrolling, het ontslagrecht en de wijze waarop premies voor de Werkloosheidswet worden berekend. In dit artikel leggen wij uit wat er verandert voor de werkgever en werknemer die werken op basis van een oproepovereenkomst.
De oproepovereenkomst
Het werken met oproepkrachten op basis van oproepovereenkomsten is een uitkomst voor werkgevers die bijvoorbeeld op piekmomenten in het seizoen of bij ziekte ondersteuning nodig hebben. Het arbeidsrecht onderscheidt twee soorten oproepovereenkomst: de voorovereenkomst en de arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht. Een voorovereenkomst is niets meer dan een vooraf door partijen opgestelde lijst voorwaarden die van toepassing is in geval van een oproep. Bij de voorovereenkomst geldt geen plicht voor de werkgever om de werknemer op te roepen als er werk is en ook geen plicht voor de werknemer om aan een oproep gehoor te geven. Als de werknemer gehoor geeft aan een oproep, wordt er telkens gewerkt op grond van een losse arbeidsovereenkomst. Na slechts een paar keer werken lopen partijen dan al tegen de grenzen van de ketenregeling aan (lees hier een artikel met uitleg over de WAB en de ketenregeling). Bij een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht spreken partijen af dat de werkgever de werknemer zal oproepen als er werk voorhanden is en is de werknemer gehouden gehoor te geven aan zo’n oproep. Bij de arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht sluiten partijen bij elke oproep niet telkens een nieuwe arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht is vaak een 0-urencontract, maar werkgever en werknemer kunnen ook afspraken maken over een minimale en maximale inzet per week (zogenaamde ‘min-max’ contracten).
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat slechts 13% van oproepkrachten daadwerkelijk sterk schommelende uren heeft.[2] Het werk is dus regelmatiger dan de naam van het contract op basis waarvan zij werken doet vermoeden. Ook blijkt dat met veel oproepkrachten de afspraak is gemaakt dat zij dezelfde dag nog kunnen worden opgeroepen voor arbeid (50%) en dat de oproep vaak op dezelfde dag nog kan worden afgezegd, zonder recht op loon (70%). Ten slotte blijkt uit de beschikbare rechtspraak over oproepovereenkomsten dat oproepkrachten maar weinig gebruik maken van de bestaande wettelijke beschermingsbepalingen om een contract met een vast aantal uren af te dwingen als zij een redelijke periode een (min of meer) vast aantal uren werken. Om die reden, teneinde de positie van de oproepkracht te verbeteren, doet de regering voorstellen die nodeloze permanente beschikbaarheid en inkomensonzekerheid tegengaan. Concreet wordt de wetgeving voor oproepovereenkomsten per 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:
- Oproeptermijn
- Verplicht aanbod voor vaste arbeidsomvang
- Korte opzegtermijnen bij 0-urencontracten
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.