Artikel 21 verbiedt benadeling van (potentiële) OR-leden

Het begrip benadeling moet daarbij breed worden uitgelegd. Hieronder vallen dus ook beloningsregelingen die tot gevolg hebben dat OR-leden minder verdienen indien zij OR-werkzaamheden verrichten. Dit was ook het geval in een zaak over de Penitentiaire Inrichting (PI) in Middelburg.
In deze zaak was er een regeling voor OR-leden die minder gingen verdienen doordat zij minder diensten gingen draaien en daardoor geen aanspraak meer konden maken op een bepaalde toeslag. De regeling gaf de OR-leden het recht op een toeslag, gebaseerd op het gemiddelde van het jaar voordat zij OR-lid werden.
Ten eerste ging de rechter in op de vraag of de OR eigenlijk wel mag procederen over individuele gevallen (omdat de toeslagen betrekking hadden op individuele OR-leden). De rechter vond van wel, omdat de OR twee beroepsmogelijkheden heeft in artikel 21 en 36 van de WOR. Nu het ging om de uitleg van een regeling, was de OR ontvankelijk.
Ten tweede speelde de vraag of de regeling een benadeling vormde of niet. Voor benadeling is vereist dat er sprake is van een andere behandeling dan van niet-OR-leden. Vervolgens moet worden aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen die andere behandeling en de OR-werkzaamheden. In dit geval was er wel degelijk sprake van een andere behandeling, omdat OR-leden minder onregelmatige diensten konden draaien. Dit kwam ook door de OR-werkzaamheden. Maar omdat de regeling enige teruggang in de toelage voorkwam, leden OR-leden geen schade en was er daarom geen sprake van benadeling.
Wel is deze uitspraak een belangrijke herinnering voor OR’en in Nederland om kritisch te zijn op de regelingen die gelden, en of de OR eventueel stilzwijgend wordt benadeeld op basis van een geldende regeling. Denk aan bonusregelingen voor omzet, onregelmatigheidstoeslagen of andere looncomponenten. Mocht dit het geval zijn, dan is de OR zeker gerechtigd om daar een procedure over te starten.