Arresten Hoge Raad

Hoge Raad 25 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:444

Vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht zijn in beginsel geen belast loon

Belanghebbende is betrokken geraakt bij een ongeval en heeft blijvend letsel hieraan overgehouden. De werkgever heeft vanuit de ongevallenverzekering een vergoeding voor belanghebbende ontvangen en heeft deze vergoeding aan belanghebbende uitgekeerd onder inhouding van loonheffing. In hoger beroep is de Inspecteur opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de aan belanghebbende gedane uitkering voor de toepassing van art. 10 Wet op de loonbelasting 1964 niet tot het loon kan worden gerekend en de inhouding van loonheffing achterwege had moeten blijven. Het hof heeft het hoger beroep van de Inspecteur gegrond verklaard. Daartoe heeft het hof overwogen dat belanghebbende het recht op vergoeding van de door hem geleden schade ontleende aan een rechtspositionele regeling zodat de uit dit recht voortvloeiende uitkering tot het loon behoort. Ook bij een publiekrechtelijke dienstbetrekking moeten uit een rechtspositionele regeling voortvloeiende uitkeringen worden aangemerkt als uitkeringen die hun grond vinden in de dienstbetrekking, aldus het hof. Het middel is tegen dit oordeel van het hof gericht. De Hoge Raad oordeelt dat vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht niet als loon worden aangemerkt, tenzij de werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit. Indien bij of krachtens de arbeidsovereenkomst geen hogere vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht zijn voorzien dan bepaald worden door de op de werkgever rustende aansprakelijkheid, doet de uitzondering op de hoofdregel zich daarom niet voor.