Wanneer wordt een (bedrijfs)woning beschermd tegen geluidhinder?
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een interessante uitspraak gedaan over de bescherming van bedrijfswoningen tegen geluidhinder.
Een belangrijk verschil tussen bedrijfswoningen en burgerwoningen is dat een bedrijfswoning niet wordt beschermd tegen de geluidhinder van het eigen bedrijf. De eigenaar heeft immers zelf in de hand hoeveel geluid hij produceert en wanneer, zodat hij zelf de impact op zijn leefklimaat kan beïnvloeden.
Rechtsvraag
Wanneer is een woning nu wel of geen bedrijfswoning? Is de planologische status daarvoor relevant, of moet naar de feitelijke situatie worden gekeken?
Casus
In de casus die speelde bij de Afdeling was het volgende aan de hand. De gemeente wilde medewerking verlenen aan de bouw van nieuwe woningen op korte afstand van een bedrijf. De eigenaar van dat bedrijf kwam daartegen op. Hij stelde dat deze nieuwe woningen een belemmering zouden vormen voor zijn bedrijfsvoering, omdat hij dan maatregelen zou moeten nemen om bij de nieuwe woningen aan de geluidnormen te kunnen voldoen. De gemeente voerde verweer en stelde dat zijn eigen woning al een belemmering vormde voor zijn bedrijf. Omdat voor deze woning in het bestemmingsplan een reguliere woonbestemming gold, zou zijn woning als burgerwoning moeten worden aangemerkt. De eigenaar stelde uiteraard dat zijn woning een bedrijfswoning is en niet ‘meetelt’ voor de geluidregels.
Status ‘woning’ wordt bepaald door bestemmingsplan
Op zich is het verweer van de gemeente zo gek nog niet. Sinds 2013 is de planologische status van een woning namelijk zeer relevant. Alleen woningen die ook als zodanig zijn bestemd, worden beschermd tegen geluidhinder. Illegale bewoning wordt dus niet beschermd. Dat is onder andere relevant voor voormalige bedrijfswoningen die als burgerwoning worden gebruikt, of bedrijfsruimten of kantoorgebouwen waarin wordt gewoond. Pas als het bestemmingsplan dat toelaat, zijn de geluidregels van toepassing.
Status ‘bedrijfswoning’ wordt bepaald door feitelijke situatie
De vraag of iets een ‘woning’ is in de zin van de Wet geluidhinder is een andere dan de vraag of iets een ‘bedrijfswoning’ is in de zin van de Wet milieubeheer. De Afdeling oordeelt in deze casus namelijk dat de status als bedrijfswoning in beginsel afhankelijk is van de feitelijke situatie. De eigenaar van het bedrijf in kwestie bewoont de woning, die op hetzelfde perceel staat als zijn bedrijf. Daarmee is de woning onderdeel van de ‘inrichting’ in de zin van de Wet milieubeheer. Het bedrijf hoeft op de gevel van de bedrijfswoning dus niet aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit te voldoen. Dat het bestemmingsplan het ook zou toelaten om de woning als burgerwoning te gebruiken, maakt dat niet anders.
In deze kwestie betekent dit dat de nieuwe woningen wel degelijk een belemmering vormen voor het bedrijf en het bestemmingsplan niet op deze manier had mogen worden vastgesteld.
Advies
Om te bepalen of een bedrijf al wordt beperkt door een bestaande woning in zijn omgeving, kan niet worden volstaan met een check van het bestemmingsplan. Er zal ook moeten worden bekeken of de woning in de praktijk in gebruik is als bedrijfswoning.
Bron: ABRvS 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3223
Auteur: Daniëlla Nijman